Over de koggen waarmee de
pelgrims op reis gaan is vrij veel bekend. In getallen ziet het plaatje er als
volgt uit:
Het aantal Friese koggen dat naar
Egypte vertrekt, ligt rond de vijftig. Naast de kapitein is een bemanning van
twaalf man nodig om het schip dag en nacht te laten varen. Tijdens de lange
reis treedt slijtage op en gaan dingen kapot. Daarom worden drie extra roeren,
twee reserve zeilen, een extra tuig en dertien ankers meegenomen. Gerekend naar
het laadvermogen van een kogge van twintig meter lang en acht meter breed (op
de waterlijn) met een laadvermogen van twintig ton, is aan boord naast de
bemanning nog ruimte voor dertig pelgrims, hun voedsel en hun bagage. Op het
dek zijn tenten neergezet, zodat het ruim zo veel mogelijk kan worden volgestouwd.
De uitrusting per persoon weegt zo’n vijftig kilo en daarnaast wordt droog
voedsel voor een jaar meegebracht. Tenslotte moet steeds voldoende water aan
boord zijn voor enkele dagen: twee liter per persoon per dag.
En de kunst is nu, om al deze
feiten als een soort bouwpakket samen te voegen tot een vloot die aan je
geestesoog voorbij trekt, op weg naar de geschiedenis.
(Stukje bij stukje plak ik de geschiedenis in elkaar.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten