zondag 20 augustus 2017

27 en 28 juli 1217 - Langs vijandige kusten

De eenheid is verbroken en de vloot gaat twee verschillende kanten op. De Friezen wenden de steven naar het Heilige Land.

Wij echter lieten de stad links liggen, voeren langs Cabo Sao Vicente, Ponta de Sagres, langs Alvor en Silves, steden die eens door onze landgenoten waren ingenomen, verder langs de versterkingen Almadra (Armação de Pêra) en Albufeire, en toen de wind ons in de steek liet, wierpen vijfentwintig schepen het anker uit voor de haven van de stad, die vroeger Santa Maria heette, maar nu Hairin (Santa Maria de Faro) genoemd wordt. We bleven daar die nacht liggen. 's Morgens begroetten we verheugd onze metgezellen die weer bij ons terugkeerden, nadat ze 's nachts van ons waren weggedreven. We hesen gelijk met hen de zeilen, terwijl we probeerden verder te varen, maar we werden helaas door een teleurstellende wind al spoedig gedwongen de ankers weer aan het zand toe te vertrouwen.

Onze anonieme pelgrim en zijn kameraden verlaten het veilige Lissabon. Vergeleken met wat gaat komen was hun reis tot nu toe kinderspel. Steeds is de vloot maar zo'n 3 tot 6 dagen achtereen op zee geweest en de langste etappe, van de Lauwers tot Dartmouth was 850 kilometer. Nu wacht de Friezen 1500 kilometer aan vijandelijke kusten. Tussen hier en het Catalaanse Tortosa ligt geen enkele veilige haven om water en proviand in te slaan. 

De reis begint met het ronden van twee kapen; de 75 meter hoge Cabo sao Vicente en de even indrukwekkende Ponta de Sagres. Gevaarlijk rijzen de rotsformaties op uit zee. Plantgroei is er schaars door de westenwind die hier bijna onophoudelijk van over de oceaan aan komt bulderen. Kaal en onheilspellend weerstaat het land hier de zee. 

Snel na de twee kapen komen de Friezen langs steden die zij uit verhalen van thuis kennen. Oude kruisvaarders hebben hen als kind veelvuldig vertelt over de inname van Alvor en Silves in september 1189. Nadien hebben de christenen de steden echter weer aan de Almohaden verloren. Strijdlust vult de harten van de pelgrims nu zij hun verloren erfdeel zien.

Verder gaat de reis die dag, langs de versterkte steden Armação de Pêra en Albufeire. Stralend wit liggen de vestingmuren en gebouwen van de steden in de warme middagzon. Andersom tekenen de silhouetten van de naar schatting 80 koggen onheilspellend donker af op de fel schitterende zee. Gelukkig voor de wachters op de muren en de gealarmeerde bevolking vaart de vloot door.

Maar dan verandert de wind en om niet op de kust te lopen, gooien vijfentwintig kapiteins de ankers uit voor de haven van Santa Maria de Faro. Zowel voor de kruisvaarders als voor de stad moet het een spannende nacht zijn. Beide partijen hopen dat een confrontatie achterwege blijft. De Friezen zijn door de veranderde wind stuurloos en de stad is totaal niet voorbereid op een aanval. Vanaf de muren en aan boord wordt die nacht angstvallig de wacht gehouden.

Gelukkig gaat de nacht voorbij zonder incidenten. De overige koggen voegen zich weer bij hun kameraden en bij het ochtendgloren wil de vloot weer snel verder varen. Helaas is de gunstige wind nog niet weergekeerd en teleurgesteld moet de vloot de ankers weer uitgooien.

Tachtig koggen liggen nu kwetsbaar en voor onbestemde tijd voor een vijandelijke haven. Zolang de wind niet verandert, zijn de kruisvaarders een weerloos doel. Met één roeibootje, een slingertuig en enkele kruiken brandende olie en zwavel kunnen de Moren al geweldige schade aanrichten. 

En hoe dit afloopt, vertel ik de volgende keer..

(Ik heb de razende westenwind bovenop Cabo Sao Vicente gevoeld en hoop er nog eens langs te zeilen.)

 

2 opmerkingen: