zondag 30 juli 2017

Navigeren op de Taag

Na de enthousiaste beschrijving van Lissabon en het graf van heer Popte Ulvinga, krijgen we nu aanwijzingen voor het binnenvaren van de baai van Lissabon:

De rivier de Taag, die naar het zuiden stroomt en uitloopt in een brede baai, biedt een zeer veilige ligplaats aan ontelbare schepen. Vermeld moet worden dat de schepen die de haven binnen willen varen, het veiligst langs de linkeroever kunnen tot zij in de monding van de rivier gekomen zijn; dan moeten ze opvaren naar de berg aan de andere oever, net zo lang totdat zij de rots van ongeveer vijftig el gepasseerd zijn die aan hun linkerzijde onder water ligt.

Onze anonieme pelgrim heeft in zijn reisverslag veel aandacht voor de havens die de vloot aandoet. Dat is heel begrijpelijk. Koggen zijn ter nauwer nood zeewaardig en er is steeds maar voor een paar dagen water aan boord. Bovendien kennen Europeanen in de 13e eeuw nog geen kompas. De reis gaat daarom steeds dicht langs de kust. En dat is nu juist de meest gevaarlijke plek voor een schip. Veranderende wind en verraderlijke rotsen kunnen ieder moment de meest rampzalige gevolgen hebben.

Bij het binnenlopen van een haven is dit risico nog eens extra groot. Onvoldoende kennis van de situatie ter plaatse of één verkeerde manoeuvre is voldoende om ernstige averij op te lopen. Dit is al duidelijk gebleken bij het verlaten van A Coruña en bij het binnenlopen van Oporto. Daarom deelt onze informant zijn kennis over de baai van Lissabon graag met zijn lezers.

Dat zoveel mogelijk de linker oever gevolgd wordt, is heel begrijpelijk. De rechter oever is immers nog in handen van de moslims en geen christen wil daar per ongeluk vast komen te liggen met zijn schip. 

Bij de monding van de rivier moet de veilige oever voor korte tijd verlaten worden om een ondiepte te omzeilen. Welke berg de zeelieden daarbij voor ogen moeten houden, is niet duidelijk. Wie vandaag de dag in Lissabon op de linker oever staat, ziet aan de overkant heuvels liggen die allemaal ongeveer even hoog zijn.

Ook de rots van vijftig el is niet meer in de Taag te vinden. Waarschijnlijk is de bedoelde rots het eilandje waarop tussen 1515 en 1521 de 'Torre de Belém' is gebouwd. Deze toren is weliswaar nog altijd te bewonderen, maar ligt beslist niet meer midden in de rivier. De aardbeving van 1755 heeft in Portugal niet alleen ongekende verwoesting aangericht, maar heeft ook de loop van de Taag gewijzigd. De toren ligt nu zo goed als aan de wal.

Na het passeren van de rots, worden de Friese pelgrims herenigd met de rest van de vloot, van wie zij enkele dagen eerder bij Porto gescheiden waren. Maar van eensgezindheid is plotseling geen sprake meer. Daarover vertel ik de volgende keer..

(Een inspringing van de kade moet voorkomen dat de Torre de Belém aan land komt.)

donderdag 27 juli 2017

De heilige Popte Ulvinga

Voor de Friese pelgrims is Lissabon niet zomaar een vreemde stad ver van huis. Zij hebben er iets te zoeken:

In het oosten, buiten de stad, bevindt zich een eerbiedwaardig klooster, waar een palm wordt getoond, die zich prachtig verheft boven het graf van heer Popte Ulvinga, een martelaar voor Christus, die daar zeventig jaar geleden onder de naam Hendrik als aanvoerder van een christelijk leger met zijn wapendrager het leven liet in Christus. Hij verheugt zich nu, door goddelijke openbaring heilig verklaard, in tijdelijke en eeuwige eer.

De Friese pelgrims gaan op bezoek bij een oude bekende van hen: heer Popte Ulvinga. Geen van hen heeft Popte ooit ontmoet. Hij is al zeventig jaar dood, maar zij kennen hem van verhalen die thuis in Friesland over hem verteld worden.

Uit het verslag van onze anonieme pelgrim blijkt dat Popte in 1147 tijdens de Tweede Kruistocht is meegekomen met de noordelijke vloot naar Lissabon. Eigenlijk was hij met de andere kruisvaarders op weg naar Jeruzalem. Maar onderweg hebben zij zich door Alfons I laten overhalen hem te helpen bij de belegering van Lissabon. Tijdens deze belegering sneuvelt Popte en hij wordt aan de oostkant van de stad, waar later het klooster van Sao Vicente gesticht wordt begraven op een geïmproviseerde begraafplaats.

Pelgrims brengen gewoonlijk een palmtak mee terug uit Jeruzalem. Omdat Popte Jeruzalem niet bereikt heeft, wordt hem een palmtak in het graf meegegeven. Korte tijd later schiet de tak wortel en groeit er een jonge palmboom uit Poptes graf. Er gebeuren wonderen en voor iedere 12e en 13e-eeuwse gelovige is het duidelijk: Popte is een heilige.

In Portugal wordt het verhaal ook, maar iets gedetailleerder verteld. In 1188 schrijft een kanunnik er over in de stichtingsgeschiedenis van zijn klooster: Na de verovering van de stad heeft de palmridder dorst. Hij gaat met zijn wapendrager naar een bron, maar beiden worden daar door een sluipschutter gedood. En de palm op het graf wordt al snel door gelovigen kaal geplukt vanwege de beweerde geneeskrachtige werking van de bladeren.
 
Voor Friezen die op zoek gaan naar hun heilige landgenoot, levert het Portugese verhaal twee problemen op: In Lissabon wordt niet de Friese Popte, maar Hendrik uit Bonn vereerd. En de palm die op zijn graf gestaan heeft, is volgens de Portugese bron al voor 1217 helemaal kaal geplukt en van het graf verdwenen.

Om deze twee verhalen met elkaar te rijmen, valt niet mee. Onze pelgrim doet nog wel een poging door te stellen dat Popte zijn naam in Lissabon veranderd heeft in Hendrik. En wellicht is de Friezen in het klooster gewoon een recent geplante palm getoond. 
 
Hoe het ook zij. Gezien het zorgvuldige en betrouwbare karakter van ons reisverslag, is het aannemelijk dat er in 1147 een Friese Popte Ulvinga bij Lissabon gesneuveld is. En wanneer ik eens naar Lissabon ga, wil ik langs de Rua da Palma lopen en zal ook ik de Anthoniuskapel in de Sao Vicente de Fora bezoeken.
 
(De herinneringssteen en een viering daarbij in de Anthoniuskapel van de Sao Vicente de Fora)

zondag 23 juli 2017

Lissabon II

In Lissabon brengen de Friese Kruisvaarders een bezoek aan Sint Vincentius.

Daar ziet men een in een opmerkelijke stijl gebouwde, aan de Heilige Maagd gewijde kerk, waarin in een zilveren sarcofaag het lichaam van de heilige martelaar Vincentius berust.

Onze anonieme pelgrim kijkt zijn ogen uit. Eerst heeft hij zijn aandacht gericht op de bisschoppelijke paleizen en het 'glooiend afdalende' lichaam van de stad. Nu bezoekt hij een kerk, die volgens onze informant in een 'opmerkelijke stijl' gebouwd is.
De bedoelde kerk is de kathedraal van Lissabon, die in 1217 spiksplinternieuw boven de omliggende bebouwing uittorent. De bouw van de kerk is begonnen, gelijk na de herovering van de stad door Alfons I in 1147, op de plek van een voormalige moskee. Nu, zeventig jaar later bezoeken de Friese pelgrims de kerk die nét af is, of waar nog juist de laatste hand aan wordt gelegd. 

De massieve romaanse stijl van de kerk zal de Friezen zonder meer bekend voorkomen. Wat voor hen echter opmerkelijk is, is de versiering die duidelijk getuigt van Moorse invloeden. Ook in de rest van de stad zal de Moorse cultuur nog op iedere straathoek naklinken. Maar daar horen we onze pelgrim niet over. Hij vertelt liever over sint Vincentius.

Vincentius is de eerste Spaanse martelaar. Hij is rond het jaar 304 de marteldood gestorven, onder keizer Diocletianus. Vincentius weigerde de Heilige Schrift in het vuur te gooien en werd daarop verschrikkelijk gemarteld. Uiteindelijk bezweek hij aan zijn verwondingen en werd zijn lichaam in zee geworpen. 

Vincentius' lichaam spoelde aan bij de kaap die nu naar hem Cabo de Sao Vicente heet en daar ontfermden raven zich over hem. Zij zorgden er voor dat andere aaseters het lichaam niet verscheurden. Ook toen Vincentius' volgelingen hem hadden begraven en een kapel op zijn graf gebouwd hadden, bleven de raven door alle eeuwen heen de wacht houden bij de heilige martelaar.

Uiteindelijk liet koning Alfons de heilige in 1173 opgraven en -nog steeds onder escorte van de raven- overbrengen naar Lissabon. Eerst kreeg Vincentius in zijn zilveren sarcofaag een plek in de kathedraal in aanbouw. En dat is waar de Friezen hem bezoeken. Later wordt Vincentius overgebracht naar een klooster even buiten de stadsmuren, dat dan heel toepasselijk Sao Vicente de Fora gaat heten. 

Maar in 1217 staat in dat klooster nog een heel andere heilige; een Friese heilige centraal. Over hem zullen we de volgende keer lezen.

(Het wapen van Lissabon verbeeldt de overbrenging van het lichaam van Sint Vincentius.)



 

zondag 16 juli 2017

14 juli 1217 - Lissabon

Eindelijk komen de pelgrims aan in Lissabon. De Noordelingen zijn onder de indruk van de stad en onze anonieme pelgrim neemt de tijd om alles zorgvuldig te beschrijven. Vandaag het eerste deel:

Nadat we dit en nog andere verhalen gehoord hadden, verlieten we de haven van Salir (Sao Martinho do Porto) weer, op dinsdag na het feest van Alexander martelaar (11 juli), en we bereikten de vrijdag daarop (14juli) Lissabon. Over de ligging van de stad voegen wij nu een uitwijding in, die niet alleen nuttig is maar ook gegevens bevat die aardig zijn om te weten.
Lissabon is een stad in Spanje, op de grens tussen de heidenen en de Kerk; volgens een oude gewoonte is ze gelegen op een berg. Ze is gesticht door Odysseus en Achilles, hetgeen blijkt uit de oude gebouwen die "Oude Torens" genoemd worden en uit de daarbij liggende stadswijk die Achele (Chelas) heet, naar Achilles. Het hoofd van deze stad, geheel omgeven door een muur en hoge torens, bekroont op schitterende wijze de top van de berg, waar zich het woon- en werkpaleis van de bisschop bevinden. Het lichaam van de stad, dat glooiend afdaalt van de berg tot aan het water van de rivier, wordt aan de zuidzijde omgeven door een muur en torens.

Dankzij de verhalen van de abt van Alcobaça hebben de pelgrims weer helder voor ogen waarom zij ook al weer op Kruistocht gegaan zijn. Zij moeten de ongelovigen bestrijden! En nu na een reis van anderhalve maand, komen de pelgrims op de grens van het christendom en de islam. Deze grens is niet alleen een cultureel concept. Varend over de Taag is de grens een fysieke realiteit.

Ik stel mij voor dat de pelgrims in de late namiddag op Lissabon komen aanvaren. De bisschoppelijke paleizen blinken in de zon, terwijl de rest van de stad vanaf de heuvel neer golft richting de rivier. Wat een gezicht! Dit is werkelijk een klassieke stad in elk opzicht. Dat moet ook wel, want niemand minder dan Odysseus heeft immers samen met Achilles Lissabon gesticht. De Griekse historicus Strabo wist dit al in de eerste eeuw na Christus. En ook onze anonieme pelgrim herkent in de naam Ulixibona onmiddellijk Odysseus' Latijnse naam 'Ulixes'. En dan zijn er ook nog de oude gebouwen, die het verhaal van de stadstichting bevestigen.

Dat is bakboord. Aan stuurboord is het beeld heel anders. Daar wonen de Moren! De Saracenen! De Turken! De Babyloniërs! De Ongelovigen! En wat zien de pelgrims daar? Niks. Ze zien een uitgestrekte baai met aan de horizon enkele vage heuvels. Daar ligt geen stad en er is geen mens te zien. Het land van de heidenen ligt er woest en ledig bij. 
 
Gesterkt door dit geweldige contrast tussen de (bijna) hemelse stad en de voorwereldlijke leegte aan de overkant, gaan de kruisvaarders voor anker.


(De bisschoppelijke paleizen zijn in 1505 inmiddels koninklijk.)

dinsdag 11 juli 2017

Een geschrapt stukje scenario


Door één moment van onoplettendheid ben ik het vorige stukje, over het wonderverhaal van abt Pedro kwijtgeraakt. Helaas. Natuurlijk kan ik proberen de tekst de reconstrueren. Ik schreef het immer net twee dagen geleden. Maar ik kan ook verder gaan. En dat doe ik.

Enkele jaren geleden heb ik het verhaal van abt Pedro verwerkt in mijn scenario. In het kruisvaarderskamp vertelt bouwmeester Hendrik aan Olivier van Keulen, wat hij allemaal heeft meegemaakt tijdens zijn reis. Uiteindelijk heeft de scène met de abt de definitieve versie van het scenario niet gehaald. Daarom publiceer ik het stuk hier, bij wijze van spreken als palimpsest van het oorspronkelijke wonderverhaal:

Een groep van de voornaamste pelgrims is te gast in de uithof. Ook Hendrik is er bij. Ze zitten in een sobere ruimte, op houten banken aan een houten tafel op schragen. Olielampen zorgen voor  stemmig licht. Er staan bekers en een kruik op tafel. De abt vervolgt zijn verhaal:

Pedro:     -Laat mij u dit wonderlijke verhaal vertellen:

Terwijl de abt praat, toont het vertelde zich in de achtergrond als op een wandtapijt. (Geleerde en zoon die tegen hun vorst getuigen.):

Pedro:     -Een geleerde van de koning van Marokko had zich met

               zijn zoon bekeerd tot ons geloof.

               En zij voorspelden de koning het einde van zijn rijk..

De toehoorders luisteren aandachtig. Abt Pedro vertelt buiten beeld verder. (De zoon sterft, doorboord als een stekelvarken.):

Pedro vo: -De koning doodde eerst de vader.
               Een dag later stierf de zoon, doorboord met duizend
               speren..

Abt Pedro recht in het gezicht, terwijl hij vol enthousiasme verder gaat:

Pedro:     -En toen gebeurde het wonder..!

De toehoorders luisteren met open mond. (Gods hand weerhoudt vanuit de hemel de soldaten die zich van het lichaam willen ontdoen):

Pedro vo: -Ze wilden het lichaam op een ongewijde plaats
               begraven.
               Maar God greep in en de soldaten konden de martelaar
               onmogelijk verplaatsen!

Iemand:   -Ongelofelijk!

Het gezelschap zit met zijn allen aan tafel. De abt leunt achterover en besluit zijn verhaal. De pelgrims reageren enthousiast. (Blije christenen en verschrikte moslims in ‘fantasie Marrakesh’ met kerken en moskeeën)

Pedro:     -Nu belijden de christenen in Marrakesh vrijmoedig
               hun geloof!
               Zij bouwen kerken en dragen missen op in het
               openbaar!

Iemand:   -De Heer toont zijn macht aan de ongelovigen!

De uithof van buiten gezien, in de stille nacht. In de achtergrond ligt de baai met de koggen:

Stem 1:   -Halleluja!

Stem 2:   -Amen!

Terug in het kruisvaarderskamp. Hendrik en Olivier lopen verder:

Hendrik:  -Dit verhaal bemoedigde ons enorm!
               Vol vreugde vervolgden we onze reis naar Lissabon..

 (Een palimpsest: een nieuwe tekst op eerder gebruikt perkament)

vrijdag 7 juli 2017

4 juli 1217 - Met de abt aan tafel

De pelgrims proberen hun reis te vervolgen, maar de wind laat hen in de steek. In de haven van Sao Martinho do Porto ontmoeten zij een waardevolle informant:

's Morgens (4 juli) probeerden we onze reis weer voort te zetten onder gunstige winden, maar teleurgesteld liepen we de haven van Salir (Sao Martinho do Porto) binnen, waar wij in een uithof dicht bij de haven de abt van Alcobaça van de cisterciënzer orde aantroffen. Van hem hoorden wij veel over de ligging van het land en de moeilijkheid van de havens.

Varen langs vreemde kusten valt niet mee, zo blijkt maar weer. Na Porto is het  volgende doel van de pelgrims Lissabon, maar ze komen niet verder dan Sao Martinho do Porto. Wat precies de reden voor deze tussenstop is, wordt niet duidelijk. In één dag heeft de vloot 200 kilometer afgelegd en je zou zeggen dat het laatste stuk naar Lissabon dan ook wel in deze etappe afgelegd kan worden. De vloot is immers wel vaker meerdere dagen achtereen op zee geweest.

In de haven van Sao Martinho do Porto worden de pelgrims ontvangen door abt Pedro Egas. Pedro is sinds twee jaar abt van de Cisterciënzer abdij van Alcobaça zo'n 20 kilometer kilometer verderop, maar zijn gemeenschap verblijft al jaren hier in een uithof van de abdij. 
 
Een bijzonder deel van reizen is het ontmoeten van vreemden die je voor even meevoeren in hun wereld. Voor een ogenblik ben je geen dolende vreemdeling meer. Je wordt een soort ingewijde. Onze anonieme pelgrim lijkt een soortgelijke ervaring te hebben. 

Abt Pedro legt uit hoe de Portugese kust bevaren moet worden. Ongetwijfeld vertelt hij ook over de verwoesting van zijn klooster in 1195 door de Almohaden. Pedro zal uitgelegd hebben hoe deze Islamitisch-orthodoxe Berbers verschillen van de Almoraviden voor hen. En wie weet heeft Pedro zelfs uitgelegd hoe het Moorse deel van het Iberisch Schiereiland eerder verdeeld was in Taifa's. Ook vertelt Pedro over de wederopbouw van zijn abdij. Daarbij zal hij vooral uitweiden over de nieuwe kerk die zo mooi wordt.

Met al deze verhalen krijgen de Friese pelgrims een unieke blik op een wereld die hen tot dan toe volstrekt onbekend is. Voor het eerst horen zij verhalen uit de eerste hand, over de islamitische wereld die zij zo vurig willen gaan bestrijden.

De vloot blijft enkele dagen in Sao Martinho do Porto en de abt blijft vertellen; ook in de volgende post.
 
(De abdijkerk van Alcobaça is een schoolvoorbeeld van Cisterciënzer architectuur)

dinsdag 4 juli 2017

3 juli 1217 - Zwaar weer

De vloot vaart langs de Portugese kust. Hier blijkt dat zeilen dicht bij land op de Atlantische Oceaan bepaald geen spelevaren is:

Na drie dagen en drie nachten lang op de golven heen en weer geslingerd te zijn door de wisselende winden, kwamen we op de vierde dag (3 juli) in Porto aan. Deze haven is afgesloten door een moeilijke toegang met klippen ervoor; enige van onze schepen liepen daar niet zonder groot gevaar binnen, de overige lieten buiten de gaven in het zicht van de klippen het anker vallen en brachten vol angst de nacht door.

Na dagen in A Coruña rondgehangen te hebben, is de vloot nu eindelijk uitgevaren. Maar prompt doemt het volgende probleem op. Onze anonieme pelgrim schrijft over wisselende winden die voor een onstuimige zee zorgen. Een Rijnlandse pelgrim beschrijft de zelfde reis en spreekt zelfs van een 'verschrikkelijke storm' die de vloot uiteen slaat. Daarom zoekt graaf Willem volgens de Rijnlander met enkele schepen zijn toevlucht in de monding van de Douro bij Porto.

Wie tegenwoordig met Google streetview kijkt hoe de monding van de Douro er precies uitziet, krijgt niet het beeld te zien dat de Rijnlandse en Friese pelgrim schetsen. <KLIK> Van gevaarlijke klippen is geen sprake meer. Een kogge kan nu met gemak de havenmond binnenvaren. Maar in 1217 is dat nog heel anders.

De Friese pelgrim spreekt over schepen die bijna op de rotsen lopen. Ook noemt hij de doorwaakte nacht aan boord van de schepen die voor de kust blijven liggen. Iedereen moet alert blijven voor het geval ankers gaan krabben of lijnen breken en schepen op de rotsen slaan.

Ook nu zet de Rijnlander het verhaal wat zwaarder aan. Hij heeft het namelijk over drie schepen die bij het binnenvaren van de haven van Porto op de rotsen slaan en verloren gaan. 

Hij zal dan ook blij geweest zijn dat hij met de rest van de vloot onder leiding van graaf Georg van Wied verder voer. Zij vonden een veilige haven in een niet met name genoemde plaats.

(Alle zeilen bijzetten in Porto.)

zondag 2 juli 2017

Bouwmeester Hendrik van Dokkum

De Kruisvaardersvloot vaart langs de Spaans-Portugese kust. Nu is het tijd om kennis te maken met de tekenaar die achter op het kasteel van een van de koggen stond. Zijn naam is Hendrik en hij is een vriend van de kroniekschrijver Emo, met wie hij rond 1208 plannen maakte om een klooster te stichten:

Toen Emo op zekere dag volgens de gewoonte het feest van de kerkwijding vierde, was daarbij een man (Hendrik) aanwezig met wij hij op zeer goede voet stond. Deze man was een bijzonder vereerder van het sieraad Gods door het bouwen en versieren van kerken; reeds in zijn jonge jaren maar ook daarna was dat zijn liefste bezigheid. Toen hij na het nuttigen van een eenvoudige maaltijd met zijn gastheer een eindje langs de weg wandelde, begonnen zij elkaar op te wekken tot een betere levenswandel; en al pratend verloor de wereld met haar verlokkingen haar glans. De één (Hendrik) werd, zoals later bleek, vooral aangetrokken vanwege zijn enthousiasme voor een nieuw bouwwerk, de ander echter door de eenvoud van het nieuwe leven.

Emo krijgt bezoek van zijn oude studievriend Hendrik, die hij in geen jaren gezien heeft. Ze hebben in hun jeugd samen door Europa gereisd en gestudeerd aan de universiteiten van Parijs, Orléans en Oxford. Toen al was Emo vooral geïnteresseerd in de letteren, terwijl Hendrik meer oog had voor bouwwerken en meetkunde. En nu zijn zij weer samen en maken zij na het eten een wandeling.

Dwars door acht eeuwen heen, krijgen wij een intieme glimp van een diepe vriendschap. Emo en Hendrik voelen een sterke verwantschap en verlangen beiden naar een 'betere levenswandel'. Ze maken plannen om samen een klooster te stichten. Maar al snel na de eerste stappen in die richting, zal blijken dat Hendriks roeping niet ín het klooster is, maar aan de buitenkant, waar hij het gebouw tot eer van God kan versieren.

Dit verschil tussen twee zo verwante zielen vind ik een prachtig gegeven. Het is alsof je hier de échte Narcis en Goldmund treft, waar Hesse zijn roman over schreef. In mijn strip zal van de twee vrienden alleen Hendrik een rol spelen. De bouwmeester met zijn grote liefde voor schoonheid en harmonie is in het verhaal tegelijk een steun en een tegenhanger voor de hoofdeling Jelmer van Bedum.


Mijn Hendrik is een bouwmeester uit de buurt van Dokkum. Hij heeft veel gestudeerd en ook veel gereisd en gezien. Hij is een rustige, wat secundaire persoon. Hendrik staat open voor andere culturen en voor wat er op hem af komt. Hij heeft een positieve, oplossingsgerichte grondhouding. In zijn liefde voor schoonheid en vakmanschap verschilt Hendrik sterk van andere kruisvaarders. Dat hij meewerkt aan de belegering van Damiate, is dan ook niet vanzelfsprekend. Hij wil de vernietiging en het dodental juist zo veel mogelijk beperken. 

(bouwmeester Hendrik, door Roelof Wijtsma)