maandag 3 november 2014

Saladin in Buzancy

Jarenlang heb ik Buzancy in de Franse Ardennen enkel gekend als één van die vele plaatsjes waar het leven onherroepelijk uit weg trekt. Talrijke keren ben ik er doorheen gereden zonder te weten hoezeer haar geschiedenis vervlochten is met de Kruistochten:

In 1190, tijdens de Derde Kruistocht wordt Ogier d'Anglure gevangengenomen door Saladin. De 'Gesel van de Christenen' blijkt erg gesteld op zijn gevangene en staat hem zelfs toe om naar huis te reizen, om op zijn woord van eer terug te keren met het vereiste losgeld. Maar eenmaal terug in de Champage-streek krijgt Ogier niet het benodigde geld van zijn familie. Velen zouden zich op zo'n moment niet langer verplicht voelen om hun gelofte na te komen. Maar Ogier aarzelt geen moment en reist terug naar het Heilige Land, waar hij zich weer als gevangene meldt bij Saladin. Deze is zeer geroerd door zoveel eerlijkheid en geeft Ogier zijn vrijheid terug. Wel stelt Saladin hieraan enkele voorwaarden: Ogier en zijn nageslacht moeten de naam Saladin in ere houden; voortaan zal hij een maansikkel in zijn wapen dragen én Ogier moet thuis een Islamitische gebedsplaats bouwen.

En laat Ogier d'Anglure nu ook heer van Buzancy geweest zijn! Het wapen van dit stadje zit nog altijd vol maansikkels en langs de kerk loopt de 'Rue du Mahomet', waaraan tot 1927 een Islamitisch gebedshuis stond. 

(Nu staat er een basisschool op de plek waar eens de Mahomet stond.)

zaterdag 20 september 2014

Herfst in Lissabon

Wanneer ik me langere tijd met een historisch onderwerp bezig houdt, dan zal ik me er vroeg of laat mee gaan identificeren. In Bedum en Surhuizum heb ik Olivier van Keulen horen preken en aan de Zuidhollandse kust zie ik regelmatig een vloot koggen voorbijvaren. 

Op 18 augustus 1217 komen de Friezen aan in Tortosa, tussen València en Barcelona. Na Lissabon hebben ze uitsluitend langs vijandelijke kusten gevaren en nu laten ze eindelijk het gevaarlijkste deel van hun reis achter zich. Vanaf hier kunnen ze weer vrij iedere haven binnen varen om water, voedsel en andere benodigdheden in te slaan. In de buurt van Toulon nemen de pelgrims twee weken rust, om weer op krachten te komen. En op 17 september is de Friese vloot in de buurt van Nice. Op hun gemak varen de pelgrims verder en op 9 oktober gaat Hendrik -de schrijver van de reisverslag- met zijn reisgenoten voor anker in het Italiaanse Corneto. Daar zullen ze overwinteren. Een periode van rust, voldoende eten en toeristische uitstapjes staat hen te wachten. De ontberingen die achter hen liggen en de avonturen die nog op hen wachten, lijken de komende maanden oneindig ver weg. En dít is het punt waar ik in het verhaal even afhaak. 
Voor mij zijn september en oktober juist een periode van urgentie en dadendrang. Iedere mooie dag kan voorlopig de laatste zijn. Niets mag ongemerkt voorbij gaan. Op nevelige ochtenden wordt ik geroepen door onbekende verten. Voorbij de horizon liggen nog avonturen op me te wachten. Voor je het weet is het te laat en trekt de winter zijn deken van koude en duisternis over ons. Ik wil doorgaan!

Maar is dit allemaal wel waar? Wil ik wérkelijk verder reizen dan mijn 13e eeuwse reisgenoten? Misschien is het wel juist andersom: Ik heb besloten om in Lissabon achter te blijven, terwijl de Friese pelgrims het avontuur zijn aangegaan. Nu sta ik op een verlaten kade en ik weet dat het vaarseizoen voorbij is. De Straat van Gibraltar zal ik dit jaar met geen mogelijkheid meer kunnen passeren.  

(Gezicht op Lissabon van kort na 1500.)

zondag 14 september 2014

Basisonderwijs voor gevorderden

Deze zondag staat een college over de Friezen op Kruistocht geprogrammeerd bij de 'Museum Jeugd Universiteit'. Ruim vijftig kinderen tussen de 9 en 13 zijn naar het provinciaal archief gekomen om het avontuur mee te beleven.

Wanneer ik van wal steek valt gelijk op hoeveel deze kinderen al over het onderwerp weten. Vingers gaan de lucht in en antwoorden worden gegeven: -'Het was een oorlog tussen Christenen en Moslims.' -'De Kruisvaarders trokken van dorp naar dorp en zo werd het leger steeds groter.' -'Wie Jeruzalem veroverde was een held.' En: 'Ze dachten dat het van God moest.' Na de eerste kennismaking met het onderwerp ga ik meer specifiek op de Friezen in en opnieuw zijn er kinderen die de goede antwoorden kennen: -'Ridders met harnassen op paarden waren te zwaar voor de Friese modder.' En: -'Ze hadden kleren van dikke lagen leer'. Wanneer ik een plaatje van een schip laat zien, meldt een jochie in de zaal gelijk dat het een 'kogge' is. Met enthousiasme bereiken we Damiate. Ook daar doorzien de kleine bollebozen snel het probleem: -'Voor je de stad kunt omsingelen moet je eerst die toren aanvallen!' En zo gaat het voort. Gelukkig kennen de kinderen vooral veel feitjes en lijkt de geschiedenis als geheel nieuw voor ze. 

Naderhand komt een knulletje van een jaar of 10-11 naar me toe voor een praatje: 'Ik heb dit verhaal wel eens op de computer gespeeld. Ik moest ook die toren op een schip bouwen. Maar dat heb ik toen niet gedaan. Ik ben gewoon gaan zwemmen, omdat ik toch kleren van leer had. Alleen werd ik aan de overkant gedood door de vijand.' Wanneer ik belangstellend doorvraag is het antwoord ontnuchterend: 'Nee, dat is een level dat ik zelf heb gemaakt.'

(Screenshot van het spel 'Medieval II; Total War')

zondag 27 juli 2014

Het slechte voorbeeld van boer Godschalk

Wanneer je met zijn duizenden bijeen komt om naar een begenadigd spreker te luisteren en er verschijnen ook nog eens kruisen in de lucht, dan kan ik me voorstellen dat je tot radicale keuzes komt. Maar na een paar dagen zal de bezieling van dat moment toch wel wat gaan vervagen en dan heb je nog maanden, of zelfs jaren de tijd om een excuus te bedenken om toch maar niet op Kruistocht te gaan. 

Godschalk is een rijke boer uit de omgeving van Rhenen. Op aandringen van zijn omgeving neemt hij in 1216 het kruis aan. Maar nadien koopt hij zijn gelofte weer af onder het voorwendsel dat hij te arm is om op kruistocht te gaan. Prompt vergroot Godschalk zijn zonde door in een taveerne pelgrims te bespotten: 'Jullie stommelingen gaan overzee, geven je vermogen uit en stellen je leven bloot aan veel gevaren. En ik die bij vrouw en kinderen thuisblijf, zal met de vijf marken waarmee ik mijn kruisgelofte heb afgekocht, net zo'n loon ontvangen als jullie!' Dat dit een grote vergissing is, blijkt al snel wanneer Godschalk op een nacht wakker wordt gemaakt door de duivel die de boer met twee zwarte paarden komt halen. Eerst moet Godschalk nog zijn inderhaast omgeslagen jas afwerpen omdat daar het kruisteken opgenaaid zit, dat bij zijn gelofte hoort. Dan reizen ze samen naar de hel, waar de leugenaar een zetel van vuur getoond wordt. Daarop zal hij voor zijn bedrog en godslastering eeuwig moeten zitten. Maar eerst wordt hij nog drie dagen teruggestuurd naar de aarde, om ieder die het horen wil te vertellen over zijn aanstaande lot.

Uiteraard is Godschalk gestorven zonder berouw te tonen of een beroep te doen op Gods genade. Hij heeft zijn plek in de hel ingenomen en dient daarmee voor eeuwig als waarschuwend voorbeeld voor alle pelgrims die ten onrechte van hun gelofte af willen wijken. 

(De hel, verbeeld in de kathedraal van Santa Maria Assunta op het eilandje Torcello bij Venetië)

woensdag 16 juli 2014

De droom van een cartograaf

Al eerder heb ik verteld over mijn zoektocht naar het 13e-eeuwse Damiate. Van de oude stad staat zo goed als geen steen meer overeind. Gelukkig zijn er een paar beschrijvingen en verder laat ik me inspireren door wat ik leer over andere steden.

Vorige week stuitte ik onverwachts op enkele 17e eeuwse afbeeldingen van Basra, aan de Eufraat. De ligging en het ommuurde karakter van de stad aan het water maakt voor mij een vergelijking met Damiate voor de hand liggend. Op de tekeningen verkeert Basra in een vervallen staat, maar er blijft toch voldoende bruikbare informatie over. Het eerste dat me opvalt is de vele begroeiing rond de stad. Op de een of andere manier stel ik me de omgeving van Damiate altijd voor als een combinatie van woestijn en moeras, maar realistischer is om te verwachten dat in de omgeving veel boomgaarden te vinden zijn, die met het oog op de belegering van de stad door de Egyptenaren vernield zijn. Verder tel ik dat het aantal van 22 bastions en 28 versterkte posten op de muren van Damiate niet overdreven veel is. Ook merk ik enkele architectonische details op en aan het stadsgezicht zie ik dat een lange hoge muur langs het water inderdaad heel hermetisch overkomt.

Het opmerkelijkst is echter dat de tekenaar van deze platen de stad zelf nooit heeft gezien. Isaak de Graaf heeft alle benodigde informatie uit reisverslagen van VOC-kapiteins gehaald. Zelf is hij gedurende zijn leven nauwelijks buiten Amsterdam geweest. Bij nadere beschouwing zijn het daarom niet de stadsgezichten die voor mij het meest leerzaam zijn. Het is is de werkwijze van de kaartenmaker die in zijn werkkamer eindeloos verre werelden tot leven brengt.

(Nationaal Archief_4.VEL_863)


zondag 6 juli 2014

De superheld al-Adil

Sultan al-Adil heerst over Egypte op het moment dat de Friezen Damiate aanvallen. Omdat ik wil dat de feiten in de strip straks zo veel mogelijk kloppen, worstel ik me door een oersaai Duits boek over deze sultan en over zijn zoon al-Kamil. Dat je ook heel anders met de geschiedenis om kunt gaan, bewijst de synopsis van Marvel Fanfare comic 52:

Op 12 juli 1191 ligt sultan al-Adil schijnbaar dood tussen zijn strijdmakkers op het slagveld. Wanneer een Engelse soldaat echter zijn zwaard wil pakken, slaat hij de man neer. De sultan springt van een klif en ontsnapt op een gestolen paard, maar de Black Knight achtervolgt hem. In een oase treffen de mannen elkaar en er ontspint zich een groots gevecht. Al-Adil gebruikt veel gemene trucs en uiteindelijk staan beide mannen uitgeput en ongewapend tegenover elkaar. Juist op dat moment verschijnt het wrede Heuvelvolk, dat de twee strijders gevangenneemt. Al-Adil en de Black Knight worden naar een geheime grot geleid waar ze door een priester geofferd zullen worden aan het monster  Moloch. Met het oog op hun gruwelijk lot weten de twee helden gelukkig hun onderlinge geschillen opzij te zetten en gezamenlijk verslaan ze Moloch. Eenmaal weer in vrijheid willen de mannen eerst nog hun onafgeronde gevecht hervatten. Maar in ware superhelden-traditie zien ze in dat dit niet langer gepast is, na het zojuist gezamenlijk doorstane avontuur. Al-Adil en de Black Knight keren ieder naar hun eigen troepen terug. 

Wie weet duikt de Black Knight straks nog ergens op in de achtergrond van een grote veldslag voor de poorten van Damiate..


(Al-Adil en de 'Black Knight' in gevecht met Moloch.)

zaterdag 28 juni 2014

De vloot in cijfers


Over de koggen waarmee de pelgrims op reis gaan is vrij veel bekend. In getallen ziet het plaatje er als volgt uit:

Het aantal Friese koggen dat naar Egypte vertrekt, ligt rond de vijftig. Naast de kapitein is een bemanning van twaalf man nodig om het schip dag en nacht te laten varen. Tijdens de lange reis treedt slijtage op en gaan dingen kapot. Daarom worden drie extra roeren, twee reserve zeilen, een extra tuig en dertien ankers meegenomen. Gerekend naar het laadvermogen van een kogge van twintig meter lang en acht meter breed (op de waterlijn) met een laadvermogen van twintig ton, is aan boord naast de bemanning nog ruimte voor dertig pelgrims, hun voedsel en hun bagage. Op het dek zijn tenten neergezet, zodat het ruim zo veel mogelijk kan worden volgestouwd. De uitrusting per persoon weegt zo’n vijftig kilo en daarnaast wordt droog voedsel voor een jaar meegebracht. Tenslotte moet steeds voldoende water aan boord zijn voor enkele dagen: twee liter per persoon per dag.

En de kunst is nu, om al deze feiten als een soort bouwpakket samen te voegen tot een vloot die aan je geestesoog voorbij trekt, op weg naar de geschiedenis.

(Stukje bij stukje plak ik de geschiedenis in elkaar.)

vrijdag 20 juni 2014

De Kruisboog

Jan van Joinville schrijft over een bepaald moment in de slag bij Mansurah in 1250: 'En weet dat het een prachtig treffen van wapens was, omdat niemand een boog of kruisboog afschoot. In plaats daarvan sloegen zowel de Turken (sic) als onze mannen met knotsen en zwaarden en iedereen liep door elkaar.'

Het gebruik van (met name kruis-)bogen zien Jan en zijn tijdgenoten bepaald niet als iets eervols. De van oorsprong 5e eeuwse Chinese uitvinding, vindt aan het einde van de 11e eeuw zijn weg naar het Europese slagveld en zorgt daar voor een grote verandering. In vergelijking tot zwaarden, bogen en speren, kost het gebruik van een kruisboog weinig kracht en training. Hierdoor is het mobiliseren van een groep kruisboogschutters relatief gemakkelijk en goedkoop. Tegelijk is dit wapen qua vuurkracht en precisie op dat moment ongeëvenaard. Kruisboog-pijlen hebben een enorm bereik en dringen door pantsers en helmen. Archeologen hebben op Gotland schedels gevonden die doorboord zijn met deze ijzeren projectielen. De Franse Lodewijk VI raakt gewond door een kruisboogschot en Richard Leeuwenhart wordt er door  gedood. Voor het eerst, met de komst van de kruisboog geven niet langer kracht en moed de doorslag op het slagveld, maar wordt techniek een bepalende factor.

Zoals wel vaker het geval is bij uitvindingen van grote strategische waarde, is de reactie dubbelhartig: enerzijds worden kruisboogschutters met minachting bejegend. Amnesty-regelingen voor een heel leger gelden niet voor hen en de Paus verbiedt het gebruik van kruisbogen tegen christenen. Anderzijds worden kruisboogschutters goed betaald en heeft iedere zichzelf respecterende vorst binnen de kortste keren een paar honderd van deze kerels onder de wapenen. 

(De kruisboog als handwapen is een Chinese uitvinding)

zondag 15 juni 2014

Op weg naar het avontuur

Hendrik schrijft op bijna lyrische wijze hoe de vloot in 1217 uit vaart: '..op de laatste dag van de maand mei verlieten wij de geliefde velden van ons geboorteland..' 

Wie niet beter wist, zou haast denken dat het hier om een vakantiereis gaat. De pelgrims worden uitgeleide gedaan door familie, dorpsgenoten en vrienden. Sommigen van hen vergezellen de vloot misschien zelfs een eindje in kleinere bootjes het Wad op. Hendrik schrijft dat de wind gunstig is en ik stel me voor dat het de volgende dagen stralend juni-weer is. Spoedig vindt het leven aan boord van de kogges zijn routine. De kapiteins en hun bemanning varen door voor hen bekende wateren en de pelgrims zijn vol goede moed. Op de ochtend van de derde dag komt Engeland in zicht en later die dag passeert men het eiland Wight. Hendrik weet hierover als een volleerd gids te vertellen dat het eiland bij hoge zee weliswaar van Engeland gescheiden is, maar dat het toch gehoorzaamheid verschuldigd is aan Engeland. De volgende dag, op 3 juni komen de Friezen in Dartmouth aan, waar de Hollandse en Rijnlandse vloot zich al verzameld hebben. Nog weer een dag later vaart de voorhoede van de inmiddels omvangrijk geworden Kruisvaardersvloot weer uit.

En dan gebeurt het: De pelgrims krijgen tegenwind. De schepen worden door mist en regen uiteengeslagen en één schip loopt op de klippen van Bretagne. Alle opvarenden kunnen gelukkig worden gered, maar de lading gaat in zijn geheel verloren. Het avontuur is begonnen.

(Feestelijke re-enactment aan boord van de -15e eeuwse- Kamper Kogge)

woensdag 4 juni 2014

754, Bonifatius bij Dokkum vermoord


Olivier van Keulen is op 5 juni 1214 in dokkum; de 460e sterfdag van Bonifatius. Wanneer je het verslag van Bonifatius’ dood leest, is het moeilijk voor te stellen hoe Olivier deze gebeurtenis heeft kunnen aangrijpen voor de ontketening van een 'heilige oorlog':

Toen de ochtend aanbrak, verschenen vijanden in plaats van vrienden; beulen in de plaats van nieuwe gelovigen. Een groot aantal vijanden, gewapend met speren en schilden stortte zich op het kamp, zwaaiend met hun wapens. De beschermers van het kamp grepen naar hun wapens om de aanstaande martelaren te verdedigen tegen de redeloze woede van de horde. Maar de man Gods (Bonifatius) riep de andere geestelijken bij zich en met de relieken van de heiligen -die hij altijd bij zich had- kwam hij uit zijn tent. Onmiddellijk riept hij de verdedigers op om het gevecht te staken, zeggende: ‘Zonen, leg je wapens neer! Wij worden door de Schrift opgeroepen om kwaad niet met kwaad te vergelden, maar om het kwade te overwinnen door het goede. Het uur waarop wij zolang gewacht hebben is nabij.  De dag van onze bevrijding is gekomen. Vind troost bij de Heer en verdraag met blijdschap het lijden dat Hij u genadig toebedeelt. Vertrouw op Hem en Hij zal uw ziel redden.’ En als een liefdevolle vader gaf hij de geestelijken om hem heen moed, zeggende: ‘Broeders, wees vol goede moed. Vreest hen niet, die wel het lichaam doden, maar niet de ziel die voor eeuwig leeft. Verblijdt u in de Here; vestig uw hoop op God, want Hij zal u zonder talmen uw beloning van eeuwige gelukzaligheid schenken en u een woning bij de engelen in de hemel geven. Wees geen slaven van de voorbijgaande genoegens van deze wereld. Laat u niet verleiden door de ijdele vleierij van de heidenen, maar verdraag met standvastig gemoed de plotselinge aanval van de dood. Want dan zult u met Christus heersen tot in eeuwigheid!’
Met deze woorden wist hij zijn leerlingen aan te moedigen om de kroon van het martelaarschap te aanvaarden. De uitzinnige menigte van heidenen stormde plotseling op hen toe met zwaarden en allerlei oorlogszuchtige wapens. Hun lichamen werden gekleurd door hun kostbare bloed..

(Het boek waarmee Bonifatius zich zou hebben beschermd tegen de zwaardslagen van zijn belagers.)

zondag 25 mei 2014

Verdichting

Het is een stralende dag met nauwelijks bewolking. Olivier van Keulen schrijft dat het achthonderd jaar geleden soortgelijk weer was, toen de kruisen in de lucht verschenen. De opnamen binnen zijn vlot verlopen en nu willen we hier in Bedum nog snel wat extra materiaal draaien:

-'Ik weet niet of ik dat shot wel kan maken, met zoveel tegenlicht.' 
-'Van welke omroep zijn jullie?'
-'Die kikkers kwaken wel érg luid.. Dat blijf je horen.'
-'Kun je dat nog eens doen? Die fietser reed net door het beeld.'
-'Wacht even tot die brommers voorbij zijn.'
-'Ben je bijna klaar, ik voel hooikoorts opkomen.'
-'We komen toch niet op de film wel?'

Bij het schrijven van zijn spectaculaire verhaal over de kruisverschijningen, heeft Olivier de werkelijkheid vast een handje geholpen. Dat verwijt ik hem niet. Wij hebben Avid, Adobe Premiere of desnoods iMovie, zodat niemand straks ziet hoe ik heb staan stamelen en prutsen in die moestuin achter de kerk.

(De moestuin van Bedum, die even dienst deed als 'veld-naast-de-kerk-waar-gepredikt-werd'.)

zaterdag 17 mei 2014

De eerste aanval

In mijn editie van 'De verovering van Damiate' door Olivier van Keulen, staat een notitie dat ik het boekje in 2010 gekocht heb. De eerste keer dat ik het boekje las, was al veel eerder; ergens in de tweede helft van de jaren '90. Het hoeft dus niet te verbazen dat ik bepaalde passages erg goed ken:

'De hertog van Oostenrijk en de Hosptaalridders bevestigden twee ladders op twee schepen. De Ridders van de Duitse Orde en de Friezen brachten een derde schip in gereedheid, met borstweringen en een klein fort boven in de mast. (..) De ladders van de hertog en de Hospitaalridders werden rond 24 juni tegen de toren gericht en de Saracenen verdedigden haar manhaftig. De ladder van de Hospitaalridders werd vernield en stortte neer met de mast en sleurde de strijders mee. De ladder van de hertog begaf het op ongeveer het zelfde moment. Zo werden strijdvaardige en goed bewapende mannen ten hemel gevoerd. Hun lichamen werden weliswaar gebroken, maar hun ziel werd gekroond met het heerlijke martelaarschap. De Egyptenaren verheugden zich en bespotten ons luidkeels. Ze schreeuwden luidkeels, ze sloegen op trommels en bliezen op horens.'

Deze voor mij zo bekende scène zie ik dankzij Jouke's hand, sinds enkele dagen met geheel nieuwe blik. Ik sta te popelen om te zien hoe dit afloopt.

(De eerste poging om de Kettingtoren te veroveren - Jouke Nijman) 





zaterdag 10 mei 2014

Stromend Water

Al eerder noemde ik Zoutkamp als plek waar je het gevoel kunt krijgen dat de Friese pelgrims in de buurt zijn. Vaak zie ik ze met hun schepen voor de sluis verzameld in het Reitdiep. Waarom wil dit beeld maar niet vervagen, ook al weet ik dat de vloot bij Zoutkamp nooit door een sluis of zijl gekomen is?

Het dorp ligt in 1217 aan een brede zeearm en dat zal de daarop volgende eeuwen nog lang zo blijven. Op 18e eeuwse kaarten is te zien dat de monding van de rivier de Hunze -dan ook wel Lopende Diep of Reitdiep genaamd- ter hoogte van Zoutkamp ruim tweeënhalve kilometer breed is. Dit zal vijfhonderd jaar eerder niet veel anders geweest zijn. daarbij komt ook nog dat Hendrik in zijn reisverslag nergens spreekt over Zoutkamp of de Hunze. Hij vertelt hoe de vloot via de monding van de rivier de Lauwers naar open zee vaart. De Lauwers is een riviertje dat al vanaf de 8e eeuw de grens aangeeft tussen Ooster- en Westerlauwers Frisia; de huidige provincies Groningen en Friesland. Op Wikipedia kun je lezen hoe de Lauwers tegenwoordig als beekje begint, ten zuidoosten van Surhuisterveen en bij het bedrijventerrein verder gaat als sloot langs de N358.  Later gaat het over in een kanaal dat naar Munnikezijl loopt. En daar vind ik het antwoord op mijn vraag.

Het water dat ooit de Friese pelgrims op het begin van hun lange reis gedragen heeft, gaat hier niet langer richting het Lauwersmeer. Het wordt omgeleid via het Munnikezijlsterried en stroomt pas via de 'Friesche sluis' bij Zoutkamp verder richting zee.  

(Niet de Friesche sluis; wel Zoutkamp, met heel in de verte het water van de Lauwers.)

zaterdag 3 mei 2014

Proefondervindelijk

In de bronnen wordt vooral over wijn gesproken. Slechts een keer ben ik een opmerking over bier tegen gekomen. Toch zal dit ook veelvuldig gedronken zijn.

Hop is als ingrediënt voor bier pas bekend sinds de 14e eeuw. Tot die tijd wordt met gruit gebrouwen. Gruit is een kruidenmengsel dat per streek verschilt. Het kan ondermeer bestaan uit rozemarijn, duizendblad, salie en gagel. Gruitbier is niet goed te conserveren en zal daarom ter plekke in het kruisvaarderskamp gebrouwen zijn, onder vaak verre van ideale omstandigheden. Het kamp wordt aangevallen door de Egyptenaren, er zijn overstromingen en er breken besmettelijke ziekten uit. Daarbij komt nog dat de brouwers de benodigde kruiden niet altijd op voorraad hebben. Om het toch al lichte bier nog enige smaak te geven, beginnen sommigen van hen te experimenteren met lokale specerijen. Met name de combinatie van peper, kruidnagel en kardemom blijkt uiteindelijk populair bij de strijdlustige pelgrims. 

Gisteravond heb ik geëxperimenteerd met wat van dit specerijenmengsel in mijn bier (een Weihenstephaner). Nu geloof ik dat mijn verhaal waar is. 

(Brouwer Hertell werkt in 1425 in alle rust aan zijn brouwsel.)

zaterdag 26 april 2014

Koning, Keizer, Kardinaal

Jan van Brienne is een Franse ridder, afkomstig uit de Champagne. In 1210 trouwt hij op initiatief van de Franse koning Philips Augustus, met Maria van Jeruzalem. Voortaan mag Jan zich 'koning van Jeruzalem' noemen. Helaas omvat zijn koninkrijk op dat moment niet veel meer dan de havenplaats Akko en enkele andere steden langs de kust van het Heilige Land. 

Koning Jan is een van de leiders van de Vijfde Kruistocht en na de verovering van Damiate in november 1219 doet sultan Al-Kamil hem een genereus voorstel: de sultan wil Damiate terug in ruil voor Jeruzalem. Voor Jan lijkt hiermee een droom werkelijkheid te worden. Helaas steekt een van de andere leiders hier een stokje voor. Kardinaal Pelagius verbiedt de Kruisvaarders op straffe van excommunicatie in te gaan op het aanbod van de sultan. Nu de Egyptische sultan wankelt, moeten de christenen de strijd voortzetten. Bovendien kan de Duitse keizer Frederik II nu ieder moment scheep gaan om de christelijke gelederen in Egypte te versterken. Voor de kardinaal staat hiermee de militaire overwinning al vast en is een diplomatieke akkoord dus ongewenst. Helaas voor de Kruisvaarders, komt Frederik hen niet te hulp en uiteindelijk vindt de expeditie een roemloos einde in de Nijldelta, nabij Mansurah. 

Enkele jaren later hoopt Jan opnieuw steun te krijgen van frederik II, door zijn dochter aan de keizer uit te huwelijken. Maar de Duitser heeft andere plannen: prompt sommeert hij zijn schoonvader alle claims op het koninkrijk op te geven. Op 17 maart 1229 trekt Frederik zelf -na succesvolle onderhandelingen met de Egyptische sultan- Jeruzalem binnen. Een dag later wordt hij tot koning gekroond. Dat de vorst inmiddels door de paus geëxcommuniceerd is, doet daar niets aan af. 

(Jan van Brienne wordt in 1210 gekroond tot koning van Jeruzalem)



maandag 21 april 2014

Het Ware Gezicht

Op 9 oktober 1217 loopt de Friese vloot de haven van Tarquinia binnen, om er te overwinteren. Ze zijn nu vlak bij Rome en natuurlijk gaan de Kruisvaarders op audiëntie bij de paus. Hendrik vertelt in zijn reisverslag dat Honorius III de Friezen enthousiast ontvangt.

Met name de succesvolle, en passant uitgevoerde aanval op een Moorse stad in Zuid-Portugal verheugt de paus en hij roemt de Friese moed en dapperheid. Voor de duur van hun verblijf in Tarquinia neemt Honorius de Friezen onder zijn bescherming. Daarnaast toont hij hen binnen enkele dagen maar liefst tweemaal de zweetdoek van de Heilige Veronica, met daarop de 'Ware afbeelding van het gezicht van Christus'. Dit beeld is volgens de legende ontstaan doordat Veronica op Goede Vrijdag het bezweette en bebloede gezicht van Christus heeft afgedept. Voor de pelgrims in Rome is het zien van deze reliek een overweldigende ervaring. Ze komen oog in oog te staan met hun Heiland. Wanneer de Heilige Vader de doek omhoog houdt, is het voor hen of tijd en plaats wegvallen. Voor een ogenblik zijn de Friezen in Jeruzalem. Ze staan langs de Via Dolorosa en Christus komt voorbij op weg naar Golgotha om voor hen de losprijs te betalen. 

In mijn studeerkamer hangt een 19e eeuwse kopie van de 'Veronica'. Het is een pathetisch beeld, gedrukt op textiel dat -volgens het bijgaande getuigschrift- in contact is geweest met de oorspronkelijke reliek. En iedere keer als ik er naar kijk sta ik via een hink-stap-sprong in mijn beleving, tussen de Friese Kruisvaarders in de Sint Pieter.

(vera effigies sacri vultus domini nostri jesu christi)

vrijdag 11 april 2014

Kampziekte

Net als de Friezen ruim dertig jaar eerder, bevindt Jan van Joinville zich in het voorjaar van 1250 in de Nijldelta. Hij is op Kruistocht met koning Lodewijk IX. Jan's beschrijving van de ontberingen is aangrijpend: 

'In de vastentijd aten we in het legerkamp geen andere vis dan kwabaal. En op zijn beurt voedde de aal zich met de lijken in de rivier. Door deze onfortuinlijke situatie en vanwege dat ziekelijke land waar nooit een druppel regen valt, werden we getroffen door de kampziekte. Het vlees van onze benen droogde uit en het vel werd zwart-gevlekt en aarde-bruin als een oude laars. Zij van ons die deze ziekte opliepen zagen eerst hun tandvlees wegrotten. Niemand overleefde het; hen wachtte een wisse dood. wanneer de neus eenmaal begon te bloeden, was de dood nabij. (..) De kampziekte nam toe in ernst; mensen hadden zoveel dood tandvlees, dat de barbiers het eerst moesten verwijderen voor de zieken hun voedsel konden kauwen en wegslikken. Het was erbarmelijk de mensen overal in het kamp te horen brullen als hun vlees werd weggesneden. Ze huilden als vrouwen in barensnood. (..) De koning -die de kampziekte had en ernstige diaree- zei dat hij zijn mensen niet zou verlaten. Die avond verloor hij enkele malen het bewustzijn en vanwege de zware diaree moest hij zó vaak naar de latrines dat men het zitvlak uit zijn broek sneed.'

Dat mannen als Lodewijk en Jan van Joinville niet halsoverkop huiswaarts keerden, maar hun Kruistocht nog vier jaar hebben voortgezet, blijft mateloos fascinerend.


(Doré verbeeldt hoe de Nijl na de slag bij Mansurah een bron van ziekte en ellende vormt.)

zondag 6 april 2014

Bedacht verleden

Bij tijden kan ik helemaal opgaan in het verleden. Ik zie dan hondenkarren door de straten trekken, in oude huizen wordt ik omgeven door generaties bewoners en verkeersknooppunten kunnen gemakkelijk plaats maken voor een vroegere boerderij. 

Op gelijke wijze reizen ook de Friese pelgrims al jaren met me mee. In Dokkum ben ik meerdere malen toehoorder geweest bij de kruistochtpreek van Olivier van Keulen. Daarbij heb ik zelfs de kruisverschijningen in de lucht gezien. Bij Zoutkamp en Dokkumer Nieuwe Zijlen zie ik herhaaldelijk een vloot koggen klaar liggen voor vertrek. De zelfde vloot zie ik voor de Zuid Hollandse kust varen en ik heb ze ook al eens bij Kaap Sint-Vincent en voor Almeria gezien. Natuurlijk is het verleden bij tijden ook weerbarstig. Dan toont het zich niet zonder meer en moet ik op zoek. Zo heb ik eens een hele tijd zitten schrijven met een doos op mijn hoofd waar enkel kijkgaatjes in zaten, om te ervaren hoe het is om een helm te dragen.

In reactie hierop wordt wel eens gevraagd of ik niet in 'die tijd' zou willen leven. Maar nee. Het moet vreselijk zijn een zwaar harnas te dragen dat schuurt en wringt. En als je dan jeuk krijgt, kun je niet krabben. Mijn verbeelding is me echt genoeg.

(Armored Knight Hoodie. met dank aan Sandro K.)

zaterdag 29 maart 2014

De Zuiltjes van Rinsumageest

Dankzij ooggetuigenverslagen, kun je je gemakkelijk een beeld vormen van de Kruistochtprediking, de reis en de belegering van Damiate. Heel anders is dat met de terugreis en de thuiskomst. In dat geval moet je het hebben van sporadische berichten en dubieuze overleveringen.

De crypte van de Hervormde kerk van Rinsumageest is uniek voor het noorden van Nederland. Wat dit kleine keldertje onder het koor extra bijzonder maakt, zijn de twee zuiltjes midden in de ruimte. De vroeg 13e eeuwse zuilen zijn gemaakt van een rood-bruine, geaderde soort steen en hebben sierlijke, corintisch aandoende kapitelen. Je hoeft geen bouwhistoricus te zijn om te kunnen zien dat de zuiltjes sterk afwijken van de verder uit tufsteen en baksteen opgetrokken kerk. Het is dan ook begrijpelijk dat in de loop van de eeuwen het verhaal de ronde is gaan doen dat deze twee zuiltjes uit Palestina zouden zijn meegebracht door iemand die op Kruistocht was geweest en op de nabijgelegen Tjaardastate woonde. Onderzoek heeft aangetoond dat de gebruikte steen zogenaamd kalksinter is; ketelsteen uit een voormalige Romeinse waterleiding die liep vanaf de Eiffel tot aan Keulen.

Zo'n doorgeprikte mythe kun je teleurstellend ervaren; weer heb je geen spoor van terugkerende Kruisvaarders gevonden. Maar je kunt er ook anders naar kijken: Blijkbaar is er ooit iemand uit Rinsumageest op Kruistocht gegaan, maar zijn de feiten door iedereen vergeten. Enkel een vage herinnering leeft nog voort en die klampt zich nu vast aan alles dat vreemd of mysterieus is.

(De crypte van de Hervormde kerk te Rinsumageest)  

vrijdag 21 maart 2014

De Stad in mijn Dromen

Na de lunch sprak professor Omran over de vestingwerken van Damiate. Ik was duidelijk niet de enige die zijn aanwezigheid op de Kruistocht-conferentie een beetje ongemakkelijk vond. De inleider merkte voor de zekerheid nog op dat de Egyptische geleerde zeer welkom was en dat de dramatische gebeurtenissen die we hier bespraken inmiddels bijna achthonderd jaar achter ons lagen. 

Zonder omwegen begon de oude professor te vertellen over de 13e eeuwse havenstad waar tegenwoordig niets meer van is terug te vinden. In uiterst rudimentair Engels schetste hij ons het beeld van een grote rechthoekige stad, omringd door een gracht en een drietal muren vol wachttorens en bastions. Ook de Kettingtoren wist hij vakkundig te reconstrueren aan de hand van Arabische bronnen. En om te onderstrepen dat zijn hele verhaal gebaseerd was op teksten, die nergens bevestigd worden door bouwhistorische of archeologische feiten, merkte Omran met sprankelende ogen meermaals op: 'But remember: this all not true. This all in my head. Right? Right!' Gelukkig toonde professor Omran bij zijn presentatie ook enkele schematische tekeningen.

Op basis van die schetsen en wat aantekeningen van de memorabele presentatie, heeft Jouke nu een 3D-reconstructie gemaakt. Natuurlijk blijft ieder beeld een 'educated guess', maar met de woorden van professor Omran kan ik zeggen: 'This is how I see city of Damietta when I dream.' 

(3D-reconstructie van Damiate - Jouke Nijman)


zaterdag 15 maart 2014

Santiago

Nadat ze de Golf van Biskaje zijn overgestoken, komen de Kruisvaarders op vrijdag 16 juni 1217 aan in A Coruña. Van daar zullen ze te voet naar Compostella trekken; na Jeruzalem en Rome de belangrijkste bedevaartplaats van het Christendom.

Op het moment dat de pelgrims A Coruã bezoeken, maakt de stad juist een sterke economische groei door. In 1208 heeft koning Alfons IX de stad een aantal belastingvrijstellingen gegeven. Hierdoor kan de stad nu uitgroeien tot een belangrijk centrum van handel en visserij. In de haven is het een drukte van belang en in de stad is de bedrijvigheid al niet minder. De bewoners van A Coruña weten dat geld moet rollen en zijn druk bezig met het verfraaien van hun stad. Het meest in het oog springt daarbij de kerk van de Heilige Jacobus aan de Calle de Parrote. De afgelopen jaren is flink aan deze kerk verbouwd en over iets meer dan een maand zal het nieuwe voorportaal gewijd worden. Op verschillende plekken in het portaal en de rest van de kerk zijn afbeeldingen van Jacobus verwerkt. Misschien leggen werklieden nog wel juist de laatste hand aan het portaal, terwijl de Friese pelgrims op zaterdagochtend voorbij komen.

Vervolgens leggen de pelgrims de zestig kilometer lange tocht naar Compostella af in slechts 24 uur, zodat ze op tijd zijn voor de zondagsmis. Misschien hebben de mannen wel een lift gehad van de heilige op zijn paard.

Jacobus (Santiago) te paard in de kerk van A Coruña.

woensdag 5 maart 2014

De verdwenen toren

Het grootste wapenfeit van de hele expeditie tegen Damiate is zonder twijfel de inname op 25 augustus 1218 van de Kettingtoren. Dit is een toren die midden in de Nijl staat en de toegang tot de stad en de rivier blokkeert.

Wanneer je de beschrijvingen van tijdgenoten leest, raak je onder de indruk van de constructie. De toren wordt 'Burg as-salsala' genoemd. Hij is 85 voet hoog en gebouwd op een kunstmatig eiland, met schuin aflopende oevers. De toren biedt ruimte aan een garnizoen van 300 man, met wapens en voorraden voor minstens een jaar. Tussen de toren en de stad is over de vaargeul een 55 meter lange ketting gespannen die meer dan 5000 kilo weegt. Ook ligt er een schipbrug, waarover gemakkelijk versterking en nieuwe voorraden aangevoerd kunnen worden. Tenslotte is de toren drie verdiepingen hoog en zó sterk dat aanhoudende aanvallen met trebuchets en ander werptuig niets uithalen. 

De verovering van de Kettingtoren heeft veel kunstenaars geïnspireerd tot heroïsche tekeningen, gravures en schilderijen. Maar hoe de toren er nu werkelijk uitgezien heeft, weet niemand. Kort na 1260 heeft de Egyptische sultan Baibars Damiate totaal verwoest, zodat geen vijand de stad ooit nog als bruggenhoofd zou kunnen gebruiken.

18e eeuwse interpretatie van de verovering.

dinsdag 4 maart 2014

Op de grens

Ik stel me voor hoe de Kruisvaarders in de zomer van 1217 door Lissabon lopen, met hun pelgrimsstaf en blote benen. Ze zingen kruistochtliederen en ze spreken steeds over Jeruzalem en over hoe ze de ongelovigen eens eventjes mores zullen leren.

Sinds 1147 ligt Lissabon op de grens tussen Moslims en Christenen; de Taag is de scheidslijn en de pelgrims kijken hun ogen uit. Overal in de stad is nog Moorse architectuur te zien en bij de haven is een aparte wijk voor Moorse en Joodse handelaren. De bisschop wil de Kruisvaarders het liefste in Lissabon houden, om met hen tegen een naburige Moorse stad op te trekken. Maar een groot deel van de Noorderlingen wil liever verder varen. Daarom heeft de bisschop alle lokale schippers verboden om ook maar íets te zeggen over de route door de Straat van Gibraltar. De toegang tot de Middellandse Zee blijft hermetisch gesloten. Maar dan komt één van de Kruisvaarders in contact met een oude Moorse handelaar. De grijsaard heeft in zijn jeugd veel gereisd langs de zuidkust van het Iberisch Schiereiland en hij vertelt de pelgrims maar wat graag hoe ze verder moeten. 

Enkele dagen later vaart de Kruisvaardersvloot weer uit, op weg naar vijandige kusten. En op de kade staat de oude handelaar. Wanneer de schepen verdwenen zijn, keert hij huiswaarts. Onderweg groet hij een Joodse zakenrelatie en nog een paar Christelijke klanten. Allen zijn ze blij dat die onrust stokende Noorderlingen weer verder getrokken zijn. 

Straat van Gibraltar, door de 16e eeuwse Turkse cartograaf Piri Reis

woensdag 26 februari 2014

Werptuig

Een Koptische patriarch beschrijft de slingerblijde waarmee de Kruisvaarders in de zomer van 1218 Damiate bestoken:

De Franken bouwden op de heuvel al-Hairah tegenover Damiate een enorme slingerblijde. En de stenen kwamen in de stad, tot op het huis van de gouverneur. De inslagen waren allesvernietigend. Mensen werden verpletterd, huizen en muren gesloopt en daken stortten in. Overal waar de stenen neerkwamen zaaiden zij dood en verderf met hun inslag. De blijde had een loden contragewicht van 350 kilo en de stenen wogen 180 kilo. Het apparaat werd bediend en afgevuurd door maar liefst zeshonderd man. Ze noemden het wapen 'De Verwoester'. In Damiate werden veel huizen vernietigd en mensen gedood.

Gelukkig ook te gebruiken als speelgoed..


maandag 24 februari 2014

De Achterblijver

Je werkt in een kantoortoren op zeventien hoog; in een wereld van glas en staal, met computers en mobiele telefoons. Hier lijk je eindeloos ver verwijderd van dat stelletje Friezen dat ooit op Kruistocht ging.

Kijk daar aan de horizon, daar zie je de Noordzee. En dat stipje daar rechts, dat is een zeilschip. Of nee.. Het zijn twee, drie, vier.. Het is een hele vloot! Wel meer dan vijftig koggen zijn gisteren vertrokken vanaf de Lauwers, op weg naar Dartmouth. Daar zullen de schepen zich voegen bij de rest van het leger, afkomstig uit Holland, Vlaanderen, Engeland, Scandinavië en Duitsland. Dan gaan ze op weg naar het Heilige Land. Maar nu varen ze nog hier, langs de Zuid Hollandse kust. De schippers zorgen dat ze aan bakboord steeds land in zicht houden, maar wel ver genoeg van de kust blijven om niet per ongeluk vast te lopen. De pelgrims hebben het zichzelf gemakkelijk gemaakt. De eersten aan boord hebben tenten op het dek gemaakt. Daar zullen ze de rest van de reis slapen en schuilen. Wie te laat was, moet het doen met een krap, bedompt plekje in het ruim. De sfeer aan boord is opgewekt en vrolijk. De lucht is helder en de wind gunstig.

Op het strand staan enkele vissers en van achter mijn bureau heb ik me bij hen gevoegd. Eens zullen ook wij op reis gaan; onze idealen achterna.  


dinsdag 18 februari 2014

Teruggebracht

Olivier van Keulen komt in 1214 naar Groningen en Friesland en hij roept de bevolking op om over drie jaar op Kruistocht te gaan. Uit zijn eigen brieven en verslagen blijkt dat hij in het begin geen gehoor vindt bij de Noorderlingen. Pas als tijdens zijn preken in Bedum, Surhuizum en Dokkum Hemelse kruisen verschijnen, stromen de pelgrims in grote getale toe.

Van enkele van deze pelgrims weten we iets meer. Zo is er een gerechtsdienaar met een alcoholprobleem, die geregeld zijn vrouw slaat. Op enig moment veinst de vrouw dat ze ziek is, om zo aan de misdragingen van haar man te ontkomen. Maar wanneer er een priester verschijnt om haar te zegenen, krijgt deze ook klappen van de dronkaard. De godsman laat prompt zijn meegebrachte hosties op de grond vallen. En om vergeving te krijgen voor dit verschrikkelijke feit, gaan beide mannen als boetedoening op Kruistocht. Een andere pelgrim onderneemt de reis juist bij wijze van dank, omdat hij na een ernstige ziekte is komen te overlijden en door tussenkomst van de zalige Frederik van Hallum weer tot leven is gewekt. Zo heeft iedere pelgrim; iedere Kruisvaarder; iedere strijder zijn eigen redenen om op reis te gaan naar het Heilige Land en Jeruzalem te willen veroveren op de Saracenen. 

En dan jaren later.. Hoe is het dan om weer thuis te komen? De mannen zijn in Egypte geweest en Jeruzalem hebben ze nooit gezien. Hoeveel is er nog over van hun idealen en hoeveel van hun kameraden hebben ze onderweg moeten begraven? Jouke Nijman schetst een sfeervolle impressie van de thuiskomst.

(Tekening: Jouke Nijman)

zondag 16 februari 2014

De onbekende pelgrim Hendrik

Een onbekende pelgrim beschrijft de reis die hij in 1217-1218 maakt met een vloot Friese Kruisvaarders. 

Ze vertrekken vanaf de Lauwers en komen een jaar later aan in Palestina. De man schrijft over een schipbreuk voor de kust van Bretagne en over een vermoeiende voettocht naar Compostella. Hij vertelt over een ontmoeting met een abt die wonderlijke verhalen vertelt over bekeerde Marokkanen en hij beschrijft hoe je de haven Lissabon binnen moet varen. Wanneer je het verslag leest, valt al snel op hoe persoonlijke de toon is. Het is alsof de schrijver je mee neemt op zijn reis. Je deelt zijn verwondering over de prachtige Moorse steden die hij in Zuid-Portugal ziet. En haast voelbaar wordt de dorst, wanneer hij vertelt hoe medeopvarenden de droesem onder uit wijnvaten drinken en brood bakken met zeewater. Ondanks deze persoonlijke toon, vertelt de schrijver niets over zichzelf. We weten alleen dat hij een kennis is van abt Emo, die het verslag toegezonden kreeg vanuit Palestina en het verhaal opnam in zijn kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum.

In de loop der jaren is deze schrijvende pelgrim een goede bekende van me geworden en gaandeweg heeft hij ook een naam van me gekregen: Hendrik. Hij is bouwmeester en bij de belegering van Damiate zal hij een belangrijke rol spelen. Maar hoe hij er uitziet, is ook voor mij nog steeds een raadsel.

(Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum)