vrijdag 24 augustus 2018

24 augustus 1218 - De inname van de Kettingtoren


Midden in de Nijl staat een toren. Deze moeten de kruisvaarders veroveren, voordat ze Damiate kunnen omsingelen. Olivier van Keulen geeft een ooggetuigenverslag van de belegering:

Hoofdstuk 12 (fragment)
(…)We voegden twee schepen samen. We bonden ze aan elkaar met behulp van balken en touwen. We maakten de constructie zó sterk, dat de schepen niet uiteen konden drijven. Op het vaartuig plaatsten we vier masten en even veel ra’s, met bovenin een sterke fortificatie van palen en een beschermend netwerk. We bedekten de hele omtrek met huiden, als bescherming tegen aanvallen van hun werptuigen. En aan de bovenkant was het een bescherming tegen Grieks vuur. Onder de fortificatie hing een ladder, bevestigd met heel sterke touwen. De ladder strekte tot vijftien meter voorbij de boeg.
(…)
Eerst baden we nederig om goddelijke hulp. Daarna werden van alle aanwezige nationaliteiten mannen aangewezen voor de aanval. Dit werd gedaan opdat er geen jaloezie of valse trots zou zijn. Want eigenlijk waren er meer dan voldoende Duitsers en Friezen om het gevaarte te bemannen.

Hoofdstuk 13
Op het feest van Sint Bartholomeus [24 augustus] werd het aanvalsvaartuig van de plek waar hij gemaakt was, met grote moeite en gevaar tegen de stroom in naar de toren gesleept. Het was de zesde dag sinds de Nijl op verwoestende wijze buiten zijn oevers was getreden en de kracht van de stroom hinderde ons werk zeer. Een klein schip, dat het aanvalsvaartuig begeleidde, ging voorop met uitgespreide zeilen. Langs de oever liepen de geestelijken mee, blootsvoets als boetelingen.
Toen het aanvalsvaartuig bij de toren kwam, kon de tweeledige constructie door de stroming niet naar de westkant gemanoeuvreerd worden. Daarom werd het gevaarte direct tegen de noordzijde van de toren geplaatst. De touwen en ankers werden met moeite bevestigd, terwijl de krachtige stroming het gevaarte onophoudelijk dreigde mee te voeren.
Op de torens van de stad werden ondertussen zes of meer werptuigen geplaatst om ons vaartuig te verpletteren. Maar de werptuigen -de één nog gevaarlijker dan de ander- werden stuk voor stuk met een paar welgemikte worpen door ons uitgeschakeld. Andere werptuigen bleven ons echter onophoudelijk bestoken met een zware hagel van stenen. En het eerste schip aan de voet van de toren had het net als het vaartuig zwaar te verduren.
Vanaf de toren van de stad, die het dichtst bij de rivier stond, kwam Grieks vuur over de rivier aanvliegen als bliksem. Dit wekte grote angst onder de belegeraars. Maar met zure vloeistoffen, grof zand en andere blusmethoden wisten de belegeraars het vuur meester te worden.Ondertussen lag de patriarch met de armen uitgestrekt op de grond voor het Heilige Kruishout in het stof. En alle andere geestelijken, stonden blootsvoets in hun liturgische gewaden en riepen het uit naar de Hemel.
De verdedigers van de toren gebruikten verlengde lansen om de voorkant van onze ladder in te smeren met olie. Ze staken de boel in brand en een hevig vuur ontvlamde. En toen de Christenen die op de ladder waren, naar voren drongen, om het vuur te doven, kwam er zóveel gewicht op het bovenste deel, dat de beweegbare brug op het uiteinde door boog. De vaandeldrager van de hertog van Oostenrijk viel van de ladder en de Saracenen bemachtigden het vaandel.
De Babyloniërs dachten toen dat ze al gewonnen hadden. Ze schreeuwden het uit in razernij en verstoorden de lucht met hun gebrul. Hierop kwamen de Christenen van hun paarden en wierpen zich smekend en met slaande handen op de grond. Hun gezichten waren betraand door zorg en medelijden voor de belegeraars die zulke gevaren doorstonden in de diepte van de rivier. Het hele Christendom leed hier een groot verlies.
En als antwoord op deze toewijding en op de opgeheven biddende handen van het volk, tilde de goddelijke goedertierenheid de ladder op. De tranen van de getrouwe gelovigen doofden vervolgens het vuur. En zo konden onze mannen hun gevecht met de verdedigers met hernieuwd elan voortzetten met zwaarden, lansen, knuppels en andere wapens.
Als eerste sprong een zekere jonge ridder uit het diocees Luik op de toren. En een jonge Fries had een dorsvlegel die hij met kettingen had verzwaard voor het gevecht. Dapper zwaaide hij het ding naar rechts en links. En hij sloeg de vaandeldrager van de sultan neer en bemachtigde het saffraankleurige vaandel. De een na de ander sprong toen op de toren en verdreef de vijand die hard en wreed was in zijn verzet. Oh onuitsprekelijke goedheid Gods! Oh onbegrijpelijke vreugde der Christenen! Na jammerklacht en rouw, na huilen en kreunen, zagen wij vreugde en overwinning! Wij prijzen U o God. Gezegend is de Heer van Israël en andere dankliederen zonden wij uit vreugde naar de hemel. Onze lofprijs bleef zich herhalen, terwijl onze tranen vrijelijk vloeiden.

Hoofdstuk 14
De Saracenen die zich ondertussen hadden teruggetrokken in het binnenste van de toren, staken de bovenkant in brand. En vanwege de grote hitte die ontstond, moesten onze mannen zich als overwinnaars terugtrekken op de ladder. Toen werd de loopbrug die lager in het vaartuig was aangebracht, neergelaten op het kleine eilandje waarop de toren stond, in de kolkende rivier. En met ijzeren hamers vielen de overwinnaars aan op de deur, terwijl de Saracenen zich van binnenuit verdedigden. Beide fortificaties [de toren en het aanvalsvaartuig] hielden stand. De sporten van de ladder en het netwerk van touwen dat het vaartuig omgaf werden doorboord door de stenen die er vanaf de stad naartoe werden geslingerd. Van het negende uur van de zesde dag [vrijdag] tot het tiende uur van de daaropvolgende zaterdag [25 augustus] duurde dit gevaar voort. Maar de constructie van netten die de ladder beschermde hield stand, evenals de fortificatie bovenin, waar onze eigen werptuigen stonden opgesteld. Uiteindelijk wilden de ingesloten Saracenen in de toren een onderhoud met ons. En op voorwaarde dat hun leven gespaard zou worden waren zij bereid zich over te geven aan de hertog van Oostenrijk. Dit gold niet voor de Saracenen die in de voorafgaande nacht uit de ramen van de toren waren gesprongen, om zo aan hun beklemmende gevangenis te ontsnappen. Verscheidene van hen waren in de rivier verdronken. Het aantal gevangenen bedroeg honderd man. 

vrijdag 22 juni 2018

2 tot 8 april 1218 - Behulpzame kapers

De Friese kruisvaarders zijn verkeerd gevaren. Als ze op Lampedusa stuiten hebben ze waarschijnlijk geen idee waar ze zijn. Gelukkig zijn ze niet als enigen op het eiland:

Daar troffen wij gelukkig een galei aan met Genuese kapers, die in Barbarië geplunderd en Saracenen gevangen genomen hadden, vervolgens door een storm gedwongen waren in die haven binnen te lopen en daar nu wachtten op hun makkers die van hen gescheiden waren. Door hen werden we volledig op de hoogte gebracht van onze vergissing en van de dreigende gevaren, en 's woensdags [3 april] wendden we de steven naar Sicilië, dat wij driehonderd mijl achter ons gelaten hadden. Na honderdtwintig mijl afgelegd te hebben, kwamen we aan bij het eiland Malta; dat lieten we rechts liggen en vrijdags [5 april] bereikten we gelukkig Sarragosa, dat Syracuse heet, honderdzestig mijl van Malta verwijderd. Syracuse is een bisschopsstad in het oosten van Sicilië, tussen Marsala en Catania. We vierden daar plechtig Palmpasen [8 april]. De kanunniken van de kerk aldaar volgen in alles de Latijnse ritus.

De Friezen zijn om het eiland heen gevaren en tot hun grote vreugde zien ze aan de zuidkant in een natuurlijke haven een grote Genuese galei liggen. Het schip is bijna twee keer zo groot als de koggen van de Friezen. Door de omvang en het relatief lage boord, is de galei kwetsbaar bij onstuimig weer. Het is dan ook kenmerkend dat de Friezen de Genuezen ontmoeten terwijl ze een veilig heenkomen hebben gezocht voor een storm.

De Genuezen hebben juist een plundertocht op de kunst van Barbarië (Tunesië) achter de rug. Het ruim zal vol zitten met buit en bange Berbers. Dankzij de rijen roeiriemen is het schip niet afhankelijk van de wind. Het kan op ieder gewenst moment grote snelheden halen. Dit maakt de galei het uitgelezen schip voor kapers die het bij hun aanvallen van verrassing en precisie moeten hebben. 

Net als de Venetiërs, zijn de Genuezen ervaren en proactieve slavenhandelaars. Tussen Katholieke christenen onderling is slavernij verboden. Maar andersgelovigen zijn voor een middeleeuwer simpelweg 'ongelovig'. Het vangen, verhandelen en bezitten van zulke mensen is niet, of nauwelijks een probleem en dat weten deze Italianen maal al te goed. Zij stropen voor hun handelswaar het hele oostelijke deel van de Middellandse zee af en ook de Egeïsche zee en de Zwarte zee. Dat soms ook Orthodoxe christenen het slachtoffer worden van deze handel, laat de Italianen onverschillig. 

Relatief weinig slaven worden in Italië verkocht. De meesten worden verhandeld op islamitische slavenmarkten. De Genuezen voelen hierbij geen enkel bezwaar. Hun handelswaar is ongelovig en niet van strategisch belang. Bovendien, het geld dat de moslims uitgeven kan nu niet meer gebruikt worden in de strijd tegen de christenen. En ongetwijfeld zal een percentage van het verdiende geld gedoneerd worden aan de strijd in het Heilige Land. 

(Op het eerste gezicht is dit een afbeelding van Moorse handelaren die christenslaven vervoeren. Maar het kruis in de vlag verwart mij.)

dinsdag 19 juni 2018

25 maart tot 2 april 1218 - Voor de wind

Dan, na het uitgebreide afscheid beginnen de kruisvaarders eindelijk aan het nieuwe reisseizoen:

Op Maria Boodschap [25 maart] hesen we de zeilen; een dag en een nacht lang hadden we een voorspoedige vaart, maar daarna kregen we tegenwind en we keerden terug naar de haven van Civitavecchia.
Vandaar vertrokken we weer, nog op diezelfde dag, een dinsdag [27 maart]. Met de zeilen gebold door de noordenwind lieten we de monding van de Tiber, Gaeta, Baia, Napels, het vorstendom Apulië, Calabrië en Sicilië, waarheen we op weg waren, links liggen. Eindelijk op de zesde dag, een maandag [2 april], kwamen we, vermoeid door de vele gevaren, door een fout van de stuurman, onder Christus' leiding aan bij een eiland dat Lampedusa genoemd wordt, vijftig mijl van Barbarië verwijderd.

Met volle zeilen verlaten de kruisvaarders het strand van Corneto. Nog even is er een kort oponthoud door draaiende wind. Maar dit ongemak is van korte duur. Nog de zelfde dag vaart men verder. Tot Napels wordt de kust gevolgd en van daar kiezen de koggen de open zee naar het zuiden, langs de westkant van Sicilië.

Dag en nacht vaart men verder. Maar op de zesde dag blijkt dat de stuurman een fout heeft gemaakt. De vloot is te ver naar het zuiden gevaren en koerst nu recht op Barbarië, het land van de Berbers af! Maar voor het zo ver is, stuiten de kruisvaarders gelukkig op het rotseilandje Lampedusa.

Tegenwoordig is dit eiland gebrandmerkt door het drama van vele duizenden Afrikaanse vluchtelingen die deze voorpost van Europa in kleine bootjes proberen te bereiken. In de dertiende eeuw had het eiland ook een dramatische -zij het heel andere- reputatie. Joinville vertelt hierover. In het voorjaar van 1254 reist koning Lodewijk de Heilige na een kruistocht van zes jaar terug naar Frankrijk:

We kwamen bij een eiland dat Lampedusa heet en waar we veel konijnen vingen. Tussen de rotsen vonden we een oude kluizenaarswoning met tuinen, aangelegd door de kluizenaars die daar vroeger woonden. Er waren olijfbomen, vijgenbomen, druivenranken en nog andere bomen. Er liep water van een bron door de tuin. Met de koning gingen we naar het einde van de tuin, waar we een kapelletje vonden. De eerste ruimte had witgekalkte muren met een kruis van rode aarde. In de tweede ruimte vonden we twee dode mannen. Hun vlees was vergaan, maar de ribben zaten nog aan elkaar en hun handen waren op hun borst gevouwen. Zij lagen naar het Oosten gericht zoals lichamen ook begraven worden. Toen we naar ons schip terugkeerden ontbrak één van de zeelieden. De kapitein dacht dat hij was achtergebleven om kluizenaar te worden. Daarom liet Nicolaas van Soisy, het hoofd van de koninklijke lijfwacht drie zakken beschuit achter op het strand, zodat de man zich daarmee in leven zou kunnen houden.

(Lampedusa. Al eeuwen de toegangspoort naar een nieuw begin.)

vrijdag 15 juni 2018

20 maart 1218 - Tranen bij het afscheid

Nadat de podestà een lofrede op de Friezen heeft gehouden, antwoordt onze anonieme pelgrim de Italianen op gelijke wijze:

Wij kregen gelegenheid te antwoorden, en prezen zo goed als het ging al hun betoon van vriendelijkheid, de bewezen weldaden en de tegenover ons tot aan het einde in acht genomen goedheid; we memoreerden hoe welwillend ze ons hadden toegestaan in hun bos hout te hakken, hoewel dat voor de eigen burgers verboden was, hoe liefdevol ze ons in hun herbergen, hoe eerlijk ze ons in commerciële aangelegenheden hadden behandeld, hoe vriendelijk ze onze zieken hadden bezocht en van alles hadden meegenomen wat in de ervaring van het volk of van artsen een goed geneesmiddel was gebleken, en het hadden verstrekt al naar de ziekte dat vereiste; met hoeveel liefde ze onze zieken beweenden, als waren het hun eigen kinderen, terwijl ze hun graven als die van heiligen vereerden enz. Wij beloofden hen allen een aandeel in ons werk en wensten hen Gods beloning toe en namen niet zonder tranen afscheid van hen.

Tranen vloeien rijkelijk in middeleeuwse kronieken en verhalen. Als mensen afscheid nemen of elkaar weerzien, bij zowel goed als slecht nieuws. Verontwaardiging, geluk, ontroering, machteloosheid, woede en dankbaarheid. Het leidt allemaal tot waterlanders. Daarom gebruik ik binnenskamers wel eens de term 'eeuwen van ontroering'.

Je kunt het zo gek niet bedenken of er wordt wel gehuild. Geliefden huilen als zij in elkaars armen liggen. Koning Arthur huilt als hij tegen zijn vroegere vriend Lancelot ten strijde trekt. Er wordt uit dankbaarheid gehuild, wanneer Beowulf een overwinning behaalt. Ook devotie ontlokt veel tranen.

Tijdens de kruistochtprediking barst het samengestroomde volk in tranen uit, als het hoort hoe de heilige plaatsen geschonden worden. Het besef van eigen zonden leidt tot tranen. En ook de liefde van Christus, de Verlossing en de behoefte aan wraak worden huilend beleefd. Maar waarom wordt er toch zo veel gehuild? 
 
Voor Middeleeuwers zijn tranen als hemelse douw. Zij wassen het hart schoon en zij zijn een teken van oprechtheid. Daarom staan de stoere Friezen die dag in maart op het strand van Corneto naar hartenlust te huilen. Want de welbespraaktheid van onze anonieme pelgrim zegt veel. Maar de tranen van zijn landgenoten zeggen nog veel meer.

(Tranen zeggen meer dan woorden)

vrijdag 20 april 2018

20 maart 1218 - Een feestelijk afscheid

Voor vertrek zijn de koggen van Corneto naar open zee gebracht. Nu volgt de afscheidsceremonie:

Zij [de Italianen] lieten degenen die ze vriendelijk hadden ontvangen nog vriendelijker gaan. zo het goede begin met een nog beter einde besluitend, en met vele duizenden mannen en vrouwen, in een schitterende en glorieuze optocht met 48 banieren en vaandels. begeleidden ze ons naar de zee. Daar hield de podestà van Corneto, een verstandig man en een bekwaam rechtsgeleerde, voor de verzamelde menigte, die in een kring was opgesteld, een lofrede op de trouw en dapperheid van de Friezen, en bood eigener beweging aan schadevergoeding te betalen, wanneer ons enig onrecht zou zijn aangedaan. Ook de kruisvaarders uit Corneto, Viterbo, Tuscania, Siena, Vetralla, Montalto, Montefiascone en de anderen die in onze schepen naar het Heilige Land zouden varen, beval hij in onze hoede aan, en hij droeg hen op zich in alles aan ons te onderwerpen. Toen iedereen daarmee ingestemd had, stak de voorzitter van de stadsraad zelf een prachtig vaandel als teken van macht en bevoegdheid eigenhandig in de lucht, en alle Latijnen verplichtten zich onder ede in zaken van oorlog en vrede ons als vaders te gehoorzamen.

De Friezen worden op overweldigende wijze uitgeleide gedaan. Van heinde en verre zijn mensen gekomen om de 'strijders van Christus' op de vijf kilometer lange wandeling van Tarquinia naar de schepen te begeleiden. 

Ik stel mij voor dat de hoge geestelijken voorop gaan met aan het hoofd een grote crucifix. Wellicht worden ook relieken van plaatselijke heiligen meegevoerd. Dan volgt het stadsbestuur, met de leiders en de geestelijken van de vloot. Deze groep voert het stadsvaandel van Tarquinia en Friese onderscheidingsteken. Over Friese vlaggen en vaandels uit de 13e eeuw is niets bekend, maar zoals we eerder zagen, hebben zij beslist veldtekenen

Dan komt de rest van de Friese strijders, gevolgd door de Italiaanse kruisvaarders. Vervolgens zien we de notabelen uit omliggende steden, met hun vaandels en stadswapens. En tenslotte trekken de inwoners van Tarquinia en andere plaatsen voorbij. Ook zij dragen vaandels mee, van voorname families, wijken of heiligen. De sfeer is uitgelaten en er worden gezangen en kruistochtliederen gezongen.

Eenmaal op het strand aangekomen, volgt een indrukwekkende toespraak van de podestà. Onze anonieme pelgrim heeft deze man in de afgelopen winter blijkbaar persoonlijk leren kennen. De beschrijving van de bestuurder komt persoonlijk en gemeend over. Daarna is het tijd voor de Italiaanse kruisvaarders om de gelofte af te leggen die de Friezen bijna negen maanden eerder in Dartmouth en even later in Saint Mahieu hebben afgelegd. Tenslotte krijgen de Italianen de opdracht van hun leiders om zich te onderwerpen aan het gezag van de Friezen, alsof het hun vaders zijn. Dit vind ik op zijn minst opmerkelijk. 

Stel je voor: De Europese maatschappij in de 13e eeuw is feodaal. Het gewone volk valt onder het gezag van een lokale heer of edelman. In ruil voor belasting en militaire steun beschermt de heer zijn volk. Maar deze heer op zijn beurt heeft zijn grondgebied in leen gekregen van een hogere edelman aan wie hij ook weer geld en militaire steun verplicht is. Zo is het gezag in heel Europa opgebouwd als een piramide, met aan de top de koning of de keizer. Alleen de Friezen en de Zwitsers trekken zich in deze tijd niets aan van dit systeem.

De Friezen beschouwen zich als eigen baas. Zij dienen geen enkele landsheer, maar hebben zich georganiseerd rond lokale hoofdelingen. Dit wordt 'Friese Vrijheid' genoemd; een tot de verbeelding sprekende term die door de eeuwen heen vaak geromantiseerd en gemythologiseerd is. 

Dat nu uitgerekend deze groep vrijgevochten Friezen een contingent feodaal georganiseerde kruisvaarders onder hun hoede krijgt, vind ik curieus. Helaas horen we in de rest van de geschiedenis niets meer over de Italiaanse kruisvaarders. We weten dus ook niet of deze vader-kind-relatie de Friezen is bevallen.

(..vele duizenden mannen en vrouwen. in een schitterende en glorieuze optocht met 48 banieren en vaandels.)

dinsdag 27 maart 2018

Het eind van de winter

Na hun bezoek aan de paus, staan de Friezen onder bescherming van de Heilige Vader. Nu hoeven zij op geen enkele wijze nog te vrezen voor malversaties of woekerpraktijken:

Bovendien gaf hij [de paus] ons aanbevelingsbrieven mee voor de inwoners van Corneto, Viterbo, Tuscania en Vetralla, waarin hij voorschreef, onder de bedreiging met de banvloek, dat ze ons in handelszaken en overeenkomsten en andere behoeften eerlijk zouden behandelen, hetgeen door allen zonder enige overtreding in acht is genomen.

De tijd verstrijkt zonder verdere noemenswaardigheden. Dan dient zich eindelijk de lente aan: 

Toen de winter dan voorbij was en het prille begin van de lente aanbrak. op de dag voor het feest van Sint Benedictus [20 maart], manoeuvreerden wij de schepen de haven uit naar open zee, nadat we van de Cornetanen afscheid hadden genomen in tegenwoordigheid van de podestà, de stadsraad en de volksvergadering.

Heel Corneto loopt uit voor het afscheid, met de stadsraad en de podestà voorop. De podestà is in 13e eeuwse Italiaanse steden een gekozen bestuurder, een soort burgemeester. Hij heeft doorgaans een ambtstermijn van een jaar en om jaloezie en cliëntelisme te voorkomen is hij vaak afkomstig uit een andere stad. 

Interessant is dat min of meer de zelfde functionaris in 1470 in Friesland opduikt. In het valse 'Karelsprivilege' waarop de Friezen hun recht op vrijheid baseren, is namelijk sprake van een gekozen legeraanvoerder die 'potestaat' genoemd wordt. De term en de functie zijn beslist niet Fries en er is wel gedacht dat de schrijver van het valse document zich heeft laten inspireren door het reisverhaal van onze anonieme pelgrim. Tegenwoordig wordt echter aangenomen dat Friese studenten de term aan het eind van de 13e eeuw mee teruggebracht hebben na hun studie aan Noord-Italiaanse universiteiten. <Link>

Maar goed. De schepen worden zeilklaar gemaakt. Ingeslagen voorraden worden aan boord gebracht. De boel wordt weer opgetuigd. De ra komt weer in de mast te hangen. Zeilen worden gehesen. Dan varen de schepen over het riviertje de Marta terug naar zee. Het heilige land lokt en spoedig zal de winter in Corneto nog slechts een herinnering zijn.

(De monding de Marta in het vroege voorjaar.)

donderdag 1 maart 2018

Oog in oog met Veronika

Terwijl de Friezen in Rome zijn, gaan ze bij de paus op audiëntie in het Lateraans paleis. Honorius III heeft daar een bijzondere verrassing voor de pelgrims.

Hij neigde de oren van Zijn Heiligheid zozeer naar onze verzoeken dat hij ons de Veronika des Heren binnen enkele dagen wel twéémaal liet zien. 

Al eerder vertelde ik over de zweetdoek van Veronika met daarop een afdruk van het ware gezicht van Christus. (Hier) Oog in oog staan met je heiland is een overdonderende ervaring. En dit gevoel wordt voor de Friezen nog eens versterkt door de setting waarin zij de reliek te zien krijgen. 

Ik stel mij voor dat de paus zijn gasten ontvangt in het Sancta Sanctorum; zijn privé-kapel in het Lateraans paleis. Om hier te komen, beklimmen de pelgrims eerst kruipend de Scala Sancta. Deze trap is volgens de overlevering afkomstig uit het paleis van Pontius Pilatus in Jeruzalem. Toen Jezus na zijn geseling voor de Romeinse prefect werd geleid, beklom hij deze zelfde trap! En op de treden zijn nog altijd zijn bloeddruppels te zien!

Eenmaal in het heilige der heiligen, valt de pelgrims de mond open. In de kleine kapel worden zij omringd door de meest heilige relieken die ze zich als kruisvaarders kunnen voorstellen: Moedermelk van Maria! Sandalen van Christus! De tafel van het Laatste Avondmaal! Het Heilige Kruis! De spons waarmee Christus te drinken kreeg! De lans waarmee Hij werd doorboord! Het hoofd van Petrus! En het hoofd van Paulus! De liefde, het lijden en de overwinning van Christus gaan op deze bijzondere plek hand in hand.

En dan komt de paus binnen met de Veronika. Hij laat de Friezen diep in het gezicht van hun Heiland kijken. Daarna houdt hij een vlammende preek over het navolgen van Christus en over wraak en vergelding. De stemming slaat om. Diepe ontroering en berouw maken plaats voor woede en haat. De geestdrift was door de lange maanden van rust en verveling in Corneto misschien en beetje bekoeld. Maar na deze bijzondere ervaring is het kruistocht-elan bij de pelgrims weer helemaal terug. 

Zingend en joelend verlaten de mannen het Lateraans paleis. Het doet er niet meer toe hoe lang de winter nog duurt. Zij gaan naar Jeruzalem! Zij gaan het Heilige graf bevrijden!

(De treden van de Scala Sancta zijn tegenwoordig betimmerd. Door kleine ruitjes zijn de bloeddruppels te zien.)

zondag 11 februari 2018

Naar Rome - langs martelaars en overwinnaars

Nu de Friezen in Corneto overwinteren, maken zij van de gelegenheid gebruik om Rome te bezoeken.

De heer Paus ontving hen vriendelijk, zeer verheugd over de dapperheid en moed van de Friezen met name bij de verwoesting van de Spaanse stad (Santa Maria de Faro).

De eerste weken van hun verblijf gebruiken de Friezen om uit te rusten en om hun schepen te herstellen. En later, met het voorjaar in aantocht, zullen de pelgrims druk geweest zijn met het reisklaar maken van de vloot. Maar in de tussenliggende maanden overheerst verveling en nietsdoen. Een uitstapje naar Rome, 90 kilometer verderop zal dan ook meer dan welkom geweest zijn.

De pelgrims zullen het rustig aan gedaan hebben. Na een dag of vier, vijf lopen, komen ze in de namiddag aan in de Eeuwige Stad. Een paar kilometer buiten de stad zijn ze (naar hun beste weten) langs de graftombe van keizer Nero gekomen. De Friezen zullen met een vreemde mengeling van afschuw en verlangen naar het monument hebben gekeken. Nero is natuurlijk een gehate christenvervolger. Maar tegelijk ligt het verlangen om als martelaar te mogen sterven diep verankerd in de harten van de mannen. 

Nu trekken ze over de Milvische brug; de plek waar keizer Constantein zijn rivaal versloeg en de overwinning toeschreef aan de god van de Christenen.. Voor de slag had de niet-christelijke keizer een visioen waarin hij een oplichtend kruis zag met de woorden: In hoc signo vinces (In dit teken zult gij overwinnen). Ongetwijfeld denken de pelgrims hieraan bij het oversteken van de brug. Zij dragen immers het zelfde teken.

Dicht langs de oostelijke oever van de Tiber, trekt de stoet door een woestenij van ruïnes en wildgroei. Het eens zo machtige Rome is in de 13e eeuw nog maar een schaduw van zichzelf. Binnen de stadsmuren van de klassieke stad heersen leegte en verval. Alleen de kerken en de villa's van adellijke families zijn hier nog eilandjes van beschaving.
 
Maar de Friezen blijven niet in de stad. Waar nu de Ponte Vittorio Emanuele II ligt, steken zij de Tiber opnieuw over. Op de andere oever (Trastevere) ligt namelijk het gastenverblijf voor Friese pelgrims in Rome; de schola Frisonum die tegenwoordig beter bekend is als de 'Friezenkerk'. 

Van hieruit zullen de pelgrims toeristisch door de stad trekken en op weg gaan naar Paus Honorius in het paleis van Lateranen.

(Constantijn droomt en overwint.)

zondag 21 januari 2018

Een geheim genootschap in Corneto

Gelijk nadat ik mijn vorige blogje over Corneto (Tarquinia) had geplaatst, vond ik het volgende artikel: 'A Medieval Graffito Representing a Trébuchet in an Etruscan Tomb in Corneto-Tarquinia'. In dit artikel wordt gesproken over een geheim genootschap dat in het begin van de 13e-eeuw even buiten Corneto in een graftombe samenkomt. Dit is een korte samenvatting:

In 1959 vinden archeologen in de Etruskische necropolis (begraafplaats) bij Tarquinia een graftombe vol middeleeuwse inscripties. Decennia later, in 2012 verschijnt over deze teksten en tekens een uitgebreide studie onder redactie van professor Carlo Tedeschi. Tedeschi toont aan dat de inscripties in het eerste kwart van de 13e-eeuw eeuw zijn aangebracht. De teksten zijn kort en gaan vooral over mannen die in de tombe sex hebben gehad met -soms met name genoemde- vrouwen. Een saillant detail is dat enkele van deze mannen tempeliers zijn.. Bovendien zijn deze inscripties meer dan zomaar grootspraak over seksuele escapades. Er is een tekst waarin verklaard wordt dat ene Vincenzo in de tombe een eed gezworen heeft. En de eveneens in het pleisterwerk gekraste kruisen, pentagrammen en de reeksen letters (soms in alfabetische volgorde) tonen aan dat hier meer geheime geloften en verbonden gesloten zijn. Tedeschi betoogt succesvol dat de tombe in de vroege 13e eeuw de verzamelplaats van een geheim genootschap was. Tenslotte is in één van de muren nog een afbeelding gekrast, die door Tedeschi en zijn team geïnterpreteerd wordt als een 'processiekruis', omgeven door andere religieuze symbolen. Maar in dit artikel laat professor Denys Pringle overtuigend zien dat het hier gaat om een tekening van een trebuchet.
Wat een fascinerend idee, dat de Friese kruisvaarders, zonder het te weten misschien wel enkele leden van dit geheime genootschap zijn tegengekomen..

(De trebuchet in de Etruskische tombe.)

woensdag 10 januari 2018

Kornoelje in Corneto

Het vaarseizoen van 1217 zit er op. In Corneto worden de pelgrims hartelijk welkom geheten:

De stad, die Corneto [Tarquinia] heet naar de gele kornoeljebomen, is een vesting van de paus, gesticht op het erfdeel van Sint Petrus; zij ligt drie mijl van de zee en twee dagreizen van Rome verwijderd. Wij werden door de burgers van Corneto vriendelijk ontvangen. Ze garandeerden hun betrouwbaarheid en onze veiligheid door middel van een oorkonde, en wij zorgden ervoor alles wat in de winter tot verlichting kan dienen in gereedheid te brengen [...].
 
Lange tijd heeft het mij verbaasd dat onze anonieme pelgrim bij zijn aankomst in Corneto, in begin oktober allereerst schrijft over de kornoeljebomen. De bloeiperiode en de oogst van deze boom zijn dan al lang geweest. Aan de bomen is op dat moment niets opmerkelijks meer. Hooguit kan het stadsbestuur de pelgrims gedroogde besjes, jam of kornoeljewijn aangeboden hebben.

Eigenlijk vond ik dat onze pelgrim beter iets had kunnen schrijven over het Etruskische verleden van de stad. Hij had kunnen vertellen hoe het oude Tarquinia in de 8e eeuw door de Saracenen verwoest werd. Zo'n weetje had prachtig bij het hoofdthema van de Kruistocht gepast. Hij had ook nog iets kunnen vertellen over de vesting, of over de kerken van de stad. Maar in plaats daarvan betreden we Corneto met een wat dubieuze etymologische verklaring van de naam..

Pas tijdens de voorbereiding voor dit stukje zag ik ineens dat mijn redenering niet klopte. Al die tijd heb ik het reisverslag als een dagboek gelezen, terwijl onze pelgrim het waarschijnlijk pas achteraf in Palestina geschreven heeft! Aan het einde van de winter hebben de Kruisvaarders gezien hoe de kornoelje Corneto geel kleurt. Dit was voor hen het teken dat zij hun reis bijna konden vervolgen. Geen wonder dus dat deze bomen als eerste opduiken in het verslag.
 
Maar goed, zo ver is het nu nog niet. Het is voor de pelgrims nog oktober en zij maken zich in de haven op voor de winter. De ra van de schepen wordt een kwartslag gedraaid en een stuk naar beneden gehaald. Vervolgens spannen ze vanaf de boorden zeilen over de balk. Zo ontstaan tenten die in de komende zes lange en saaie maanden als winterverblijf zullen dienen. 

(Wachten op het voorjaar)